30 jul Uitstellen
In het weekend zouden we van Amsterdam naar Brussel fietsen. In mijn kamer stonden de slaapzakken klaar. In mijn hoofd maakte ik de te-doen-lijst. Mijn vriendin aan de telefoon, drie dagen voor vertrek: ‘Querida, kunnen we de fietstocht uitstellen?’ Ik had haar vraag verwacht: ze had de afgelopen tijd veel in de trein gezeten en nauwelijks een moment vrij gehad. Ik vond het trouwens ook best een gedoe om de derde vrijdagmiddag op rij alles in het gareel te hebben voor haar weekendbezoek. Een fris hoeslaken, stofzuigen, boodschappen, een avondmaal. Dus toen ze vroeg om de trip uit te stellen, had ik volmondig kunnen zeggen: ja natuurlijk. De te-doen-lijst loste terstond op en daarvoor in plaats kwam vrijheid (een groen veld zag ik voor me). Maar in plaats van een ruimhartig en volmondig ‘ja’, zei ik nors: ‘Als jij dat per se wil, tja, dan is het oké. Vooruit dan maar.’
Waar kwamen die woorden vandaan?
De dag erna besloot ik zelfs haar niet te bellen, terwijl we normaal gesproken allebei dagelijks moeite doen elkaar te bereiken. In mijn buikstreek bolde een gevoel van afgeserveerd zijn. Ze vindt me niet belangrijk genoeg om mee samen te zijn. Zie je wel, straks is de zomer voorbij en hebben we amper iets samen gedaan. Háár schuld. De beschuldigingen aan haar adres stapelden zich op.
Ik was korzelig, zelfs terwijl mijn hoofd beter wist.
In een interview dat ik hield voor het AD met Gerbrand Bakker, een van mijn favoriete schrijvers, vertelde Bakker dat hij een leuke man had ontmoet. De man was op een dag langsgekomen en nooit meer weggegaan. Ze waren nu ruim een jaar samen en hadden het goed. Bakker had nog nooit een serieuze relatie gehad. ‘We hebben weleens woorden’, zegt hij, ‘maar het verschil is dat ik mezelf nu kan dwingen om weer terug te gaan naar hem. Ik zeg tegen mezelf: je hebt zo’n leuke man, ga terug naar bed, waar hij op je ligt te wachten.’
Opeens werd me helder dat liefhebben een actief proces is; het is niet voor niks een werkwoord. En ik wist nu hoe liefhebben zou kunnen gaan: ik moest mezelf een schop onder mijn kont geven. Uit het contact gaan met een geliefde of vriend is een luie, zelfs wrede actie waarmee je zowel jezelf als de ander kwetst.
Het contact uit de weg gaan, en na een tijdje mokkend aankloppen, een beetje onderdanig, eerst ruziezoekend en daarna helemaal bereid om het goed te maken, was lange tijd mijn strategie.
Nu probeer ik à la Bakker mezelf te dwingen het goede te zien in plaats van de afwijzing en de moed te hebben terug te keren. Toen mijn vriendin belde om de fietstocht uit te stellen, kostte het me 24 uur om te zien dat ik haar negeerde omdat ik mij genegeerd voelde. Nog véél te lang, maar reken maar, voorheen duurde dat nog veel langer.
Geen reactie's