22 okt IX Nieuwe gewoontes.
De wonderbaarlijke confrontatie met haar eigen spiegelbeeld werd een dierbare gewoonte voor Mary. Elke keer als ze zich eenzaam en onzeker voelde rende ze naar het water en zei tegen haar spiegelbeeld: “Ik hou van jou!” Haar spiegelbeeld beantwoordde haar lieve woorden altijd op dezelfde manier, het huilde en lachte met haar mee.
Vertrouw maar op jezelf, dan weet je hoe je leven moet.
— Johann Wolfgang von Goethe. 1749 – 1832
Ze maakten lange wandelingen door het mooie bos en de kruikman leerde haar alles wat hij wist. Hij vertelde haar over de vogels, waar ze heen vlogen in de winter of waar ze vandaan kwamen in de zomer. Hij wees ze aan tussen de struiken en hoog in de bomen, hij herkende hun gezang en ze oefenden de klanken, hij liet haar zien waar ze hun nesten bouwden; hoog in de bomen, in het riet of in de velden. Mary zag hoe ze overleefden gedurende de verschillende jaargetijden, ze leerde wanneer het broedseizoen was en welke vogels naar het zuiden vertrokken.
Hij liet haar zien welke vruchten en noten ze kon eten en wanneer ze rijp genoeg waren om te plukken. Hij liet haar zien hoe je de vruchten kon bewaren, wat je er allemaal van kon maken. Mary ging elke dag met een rieten mand het bos in en in de avond bestudeerden ze de dingen die ze overdag gevonden hadden. Zorgvuldig sorteerden zij alles en deelden het in in verschillende categorieën. Ze zocht er de Latijnse namen bij, in de encyclopediën die in de boekenkast stonden, noteerde waar ze de dingen gevonden had en wanneer. Maar bovenal leerde de kruikman haar het gezellig te maken voor zichzelf en te genieten van het leven. Hij leerde haar telkens weer elk moment op te letten en te zoeken naar het mooiste en het lekkerste en daar dan voluit van te genieten. En heel langzaam lukte het haar de angst en zorgen om te toveren in vertrouwen.
Op een dag waren ze in hun kleine boomgaard appels aan het plukken. Mary stond op een ladder en de kruikman voelde wist dat het moment gekomen was om met Mary te praten over zijn plannen. Het was tijd om te gaan en de tijd die hem nog restte wilde hij graag gebruiken om haar te helpen zich zo goed mogelijk voor te bereiden op het leven zonder hem. Hij keek door de bladeren en plukte nog een appel, de krat was nu echt over vol, Kom op, zei hij tegen zichzelf en klom van de ladder naar beneden en liep naar de tafel, hij plaatste de krat op de anderen en veegde zijn bezwete voorhoofd af met zijn mouw. Hij voelde zijn maag samenspannen, het was niet leuk om te doen. Mary was geconcentreerd aan het plukken. Zijn neus prikte, hij veegde hem af met zijn mouw en vroeg toen: “Kunnen we zo even praten?” Mary strekte zich net uit naar een mooie rode appel, het steeltje knakte en ze borg de appel op in haar schort, verbaasd keek ze over haar schouder naar beneden. De zon scheen door de bladeren van de bomen het was een prachtige dag en ze had geen flauw idee waarover hij met haar zou willen praten.
“Praten?” Vroeg ze verbaasd. Hij knikte en keek serieus, “Eh, nu…?” Hij knikte, “Ok.” Zei ze en klom de trap af en ging zitten op een omgevallen boomstam en wachtte nieuwsgierig. Hij kwam naast haar zitten: “Ik moet je iets vertellen Mary. Ik voel dat het tijd is om terug te gaan naar de robot waar ik uit gekomen ben.” “Wat?” Mary’s mond viel open. De kruikman voelde een steek in zijn borst toen hij haar blik zag en vervolgde; “Mary mijn laatste doel hier in het bos was jou alles leren wat ik weet. Ik heb gedaan waarom ik hierheen ben gekomen en nu is het tijd voor de volgende stap.’
Een wolk schoof voor de zon die net daarvoor nog heerlijk straalde en Mary rilde. Een stem in haar hoofd zei dat ze het verdiend had om alleen achtergelaten te worden, ze had tenslotte zelf ook iemand in de steek gelaten die haar nodig had. De kruikman zag dat ze van alles dacht en tilde het bedremmelde meisje op en zette haar een tak hoger in de boom waardoor ze op ooghoogte met hem kwam te zitten. Hij keek haar aan en vroeg: ‘Wat denk je allemaal Mary?’ Haar onderlip trilde een beetje en ze haalde haar schouders op, ze kon niet praten over wat ze dacht en voelde, ze kon alleen maar huilen. Hij wachtte tot de tranen op waren en knikte haar toe; vertel maar meisje: “Ik… ik krijg geen lucht als ik eraan denk dat jij weggaat, je kan niet gaan, ik wil niet dat je gaat. Hoe moet ik hier leven zonder jou?” En ze keek in zijn ogen en wist dat het toch zou gebeuren wat ze ook zei, hij zou gaan, ze keek naar haar voeten in het mulle zand en schopte in het zand van machteloosheid.
De kruikman beet op zijn kaken, hij kon haar gevoelens goed begrijpen maar de loop der dingen kon hij niet veranderen. Het was tijd. “Weet je nog dat je ooit uit het raam van je kamer naar buiten keek en niets liever wilde dan echt leven? Ze keek hem aan door een waas van tranen. Oh, ja ze wist nog goed hoe graag ze naar buiten wilde om dingen te ervaren, echt mee te maken maar; “Als je van me houdt hoe kan je dan gaan?”
Hij schudde zijn hoofd. “Probeer te luisteren naar je gevoel Mary en je weet dat ik van je hou.” Mary probeerde te luisteren naar haar gevoel maar haar negatieve gedachten maakten het onmogelijk om haar hart te horen.
Hij begreep dat de tijd dat ze in de robot opgesloten had gezeten diepe sporen had achtergelaten, ze wilde wel alles begrijpen maar luisterde nog niet naar haar intuïtie. Het was hoogste tijd om te gaan, hij stond haar ontwikkeling nu alleen nog maar in de weg. Hij was verdrietig omdat Mary hem nog niet begreep maar hij wist dat er een tijd zou komen waarop ze de dingen vanuit een ander perspectief zou kunnen gaan zien.
Mary voelde een onbekende pijn in haar borst. Ze dacht eraan hoe fijn ze het hadden gehad en dat nu alles wat zo fijn was geweest nu voorbij was. Allerlei gedachten flitsten door haar heen, het moest het mysterie zijn dat dit deed, het mysterie wilde haar straffen omdat ze de robot in de steek had gelaten. De kruikman bestudeerde het gezichtje van het meisje dat met haar armen gekruist voor haar borst zat. Ze zag er zo onverwrikbaar, kil en overtuigd van haar sombere gedachten uit… Verbitterd zei ze; Het mysterie haat me… en jij wilt me ook niet. Hij schudde zijn hoofd en zei; “Mary, het mysterie oordeelt niet en ik hou van je.” Hij keek omhoog naar de wolken en vroeg zachtjes; “Help ons…” en in de stilte die volgde kreeg hij zoals altijd een geruststellend antwoord:
Het plan is volmaakt.
Het ontwerp is voortreffelijk.
En de aard van al het bestaande is liefde.
“Als je op de liefde vertrouwd zal je me altijd kunnen vinden Mary, in mijn gedachten ben ik altijd bij jou.” Mary keek hem boos aan. “Hoe bedoel je? Wat heb ik eraan dat je in gedachten bij me bent? Je gaat weg en laat mij alleen hier achter. Je gaat gezellig samenwonen met de robot en je hebt het leuk terwijl ik hier in mijn eentje zit en… “Ach Mary.” Hij schudde geraakt zijn hoofd. “Als je me gelooft zal je het meteen voelen, waarom doe je jezelf zoveel pijn? Waarom geloof je niet wat ik zeg? Waarom zou ik liegen?” Ze zei verdrietig; “Wat heb ik eraan als je weg gaat?” Wat heb ik daaraan? Hij herhaalde zachtjes haar woorden en voelde de tranen in zijn ogen prikken. Even wankelde ook zijn vertrouwen, had zijn liefde dan geen waarde als hij weg ging? Hij ademde diep in, liefde en vertrouwen. Hij had geen keuze, op een dag zou ze naar haar gevoel luisteren en niet meer voor hem denken. Mary keek hem verwijtend aan en zei met overslaande stem: “Ik wil niet dat alles veranderd, ik wil dat alles blijft zoals het is.”
Out beyond ideas of wrongdoing and right doing,
there is a field. I’ll meet you there.
When the soul lies down in that grass,
the world is too full to talk about.
Ideas, language, even the phrase “each other”
doesn’t make any sense.
The breeze at dawn has secrets to tell you.
Don’t go back to sleep.
You must ask for what you really want.
Don’t go back to sleep.
People are going back and forth across the doorsill
where the two worlds touch.
The door is round and open.
Don’t go back to sleep.
—Jalāl ad-Dīn Muhammad Rūmī 1207-1273
Niets kan je pijn doen behalve je eigen gedachten en oordelen.
De kruikman balde zijn handen tot vuisten. Hoe kon je een ander wezen uitleggen hoe het binnen in je voelde als je geroepen werd iets te doen? Hoe vaak werden dingen verondersteld die niet klopten. Dat hij niet van de mensen hield, dat hij weg ging om hen te kwetsen. Het liefste wilde hij met zijn vuist hard tegen een muur aanslaan. Hij deed wat hij kon, hij wilde het zo graag goed doen maar wat hij ook deed het was nooit goed genoeg. Mary zag dat hij vuisten balde en hoe zijn kaken spanden en ineens voelde ze met haar hart dat het waar was wat hij zei en de verraderlijke stemmen van angst en wantrouwen hielden bij dit inzicht wijselijk hun mond.
Mary dacht aan de robot, die haar behoefte om naar buiten te gaan ook niet begrepen had. Ze wist dat de dingen veranderden, zo was het nou eenmaal. De dagen werden alweer korter, weldra zou de herfst aanbreken en daarna zou het weer winter worden. En dan kwam de lente en uiteindelijk weer een zomer. De kruikman zag dat Mary begon te begrijpen en hij voelde met haar mee. Toen ze zachtjes vroeg: “Zou je misschien je arm om me heen willen slaan en in mijn oor willen fluisteren dat alles goed komt?” Knikte hij en sloeg zijn arm om haar heen en ze huilde.
De weg naar de bron was een weg die je alleen zelf kon gaan. Hij had alle stemmen in zijn hoofd goed leren kennen en er was toen hij de bron bereikt had een nieuwe stem bijgekomen; een stem waar alle andere stemmen graag naar luisterden. Deze stem kon hij alleen horen als hij heel stil was en deze stem had hem laten weten dat het tijd was om verder te gaan.
Hoe graag hij Mary ook mee wilde nemen, hij wist dat zij niet in het bos was om hem te begeleiden maar om de weg naar haar eigen bron te vinden. Een weg vol ervaringen en elke ervaring was een wezenlijk onderdeel van het proces dat haar wezen zou vervolmaken. Elke ingreep van hem zou haar koers veranderen waardoor ze haar eigenlijke bestemming nooit of veel later zou bereiken. De metamorfose die Mary en ieder ander wezen in het bos te wachten stond was iets waar je slechts vol bewondering naar kon kijken.
“Een mens heeft zoveel lagen, die de diepte van het hart afdekken. We weten over zoveel dingen, maar kennen ons ware zelf niet. Dertig of veertig huidlagen, zwoerden, dik en taai als die van een os of een beer bedekken onze ziel. Ga de diepte in en leer daar jezelf kennen.”
Ein Mensch hat so viele Häute in sich, die sich über die Tiefe des Herzens legen. Wir wissen um so viele Dinge, doch kennen wir uns selber nicht. Dreißig oder vierzig Häute oder Schwarten, dick und hart wie die eines Ochsen oder Bären überziehen die Seele. Geh ein in deinen Grund, und lerne dort dich selber kennen.”
Meister Eckhart (1260 – 1328)
Hij keek omhoog naar de takken van de eik, hoorde de wind door de bladeren ruisen en de vogels fluiten en wist dat het goed was. Het leven had een groter plan en daarop kon hij vertrouwen. De zon schitterde op het water en hij wist dat zijn liefde op afstand in haar ogen nu niet voldoende was maar hij gunde haar boven alles dat ze zou ontdekken wat ze in zich had. Hij wenste haar dat ze alle kleuren met al haar zintuigen zou ervaren.
Zonder twijfel zei hij: “We zien elkaar terug bij de bron Mary en de tijd die ons nog rest gaan we goed gebruiken. We hebben nog voldoende tijd om dingen te oefenen zodat je het hier in het bos zonder mij kan redden.” Mary veegde haar tranen af en haalde haar neus op en knikte. “Okay.”
Hij wist dat het tegen die tijd niet meer zo belangrijk voor haar zou zijn. Ze zou na de lange weg ervaren hebben dat ze op zichzelf kon vertrouwen en ze liefde kon voelen voor alles wat leefde en hem niet meer nodig hebben. En daar was het mo begonnen. Hij tilde het kleine meisje op en nam haar in zijn armen en ze sloeg haar armpjes wanhopig om hem heen. Ze voelde zich bang, verdrietig en boos, boos op hem, boos op de loop der dingen, boos op zichzelf, boos dat ze zoveel voelde, boos op de pijn die ze niet wilde voelen. Toen ze nog leefde in de kamer in de robot had ze zich afgevraagd hoe iemand zo gemeen kon zijn een ander op te sluiten, nu begreep ze hoe moeilijk het was iemand te laten gaan waar je zo gelukkig bij voelde. Ze beet op haar lippen, het was zo. Alles ging voorbij, en verdrietig liet ze zich uit de armen glijden en ging op eigen benen staan.
De kruikman voelde het, slikte even en vroeg: “Zullen we wat te eten klaar gaan maken?” Mary knikte en ze wandelden zwijgend samen naar het huisje. Mary stak haar handen diep in haar zakken, het voelde raar niet zijn warme hand vast te pakken maar ze wilde niet dat hij zich schuldig zou voelen zoals zij zolang gedaan had. Ze zei nu even niet, tegen de stemmen in haar hoofd, liep de steiger op en ging op haar knieën zitten en boog voorover naar het water en zei: “Ik hou van jou, en jij kan dit.” Ze keek naar haar spiegelbeeld dat weifelend terugkeek en stond op. Ze zou het net zo lang tegen zichzelf zeggen tot ze het geloofde.
De kruikman die op de steiger stond te wachten liep stilzwijgend en trots achter het kleine meisje aan. Er straalde een gouden randje om haar contouren en hij wist dat ze overal hulp zou vinden als ze zo zou blijven als ze was. Ze spraken die avond niet meer maar genoten van de avond en elkaar.
‘Liefhebben is toestaan. Toestaan is liefhebben.’
Kim
Geplaatst op 13:08h, 06 meiDe teksten zijn inspirerend. Dank jullie wel.