25. Betoverd
1396
post-template-default,single,single-post,postid-1396,single-format-standard,bridge-core-3.3.1,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-title-hidden,qode_grid_1300,footer_responsive_adv,qode-content-sidebar-responsive,qode-theme-ver-30.8.1,qode-theme-bridge,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-7.9,vc_responsive

25. Betoverd

Als betoverd ging hij tussen de rotzooi zitten en sloeg het boek open, hij zag zichzelf weer als kleine jongen, onder de dekens met zijn zaklamp aan het lezen en herinnerde zich zijn dromen over de natuur en de dieren die in het boek zo mooi werden beschreven. De ijsvlaktes in het hoge noorden, de toendra’s, de valken en de elanden, de wolven en de beren. Dit boek moest hij aan Mary geven, het omschreef alles wat ze zo graag wilde leren kennen. En niet alleen de mooie dingen maar ook alles waar hij haar tegen wilde beschermen.

Hij pakte een potlood uit zijn broekzak en schreef voor in het boek; ‘Voor mijn allerliefste meisje.’ Toen sloot hij het boek en nam het onder zijn arm naar boven. De zenuwen gierden door zijn lichaam, bang voor wat hij te zien zou krijgen boog hij voorover en keek door het sleutelgat. Het was nog donker in de kamer en toen zijn ogen aan het licht gewend waren zag hij de grote berg met veren regelmatig op en neer bewegen, gelukkig ze leefde. Zachtjes drukte hij de klink naar beneden om haar niet wakker te maken. Een grote pot met zwarte inkt was omgevallen en had een grote zwarte vlek gevormd over de vloer, in de vorm van een vlinder. Bezorgd liep hij tussen de inktvlekken, de veren en de kapotgescheurde tekeningen heen, af en toe bukkend om de rondzwevende planeten te ontwijken. De infusen hingen door de war van het plafond naar beneden. Het was duidelijk dat niet goed ging met haar…hij voelde een knoop in zijn maag en ging zitten op een verhoging. Hij keek naar het meisje waar hij zoveel van hield, wat moest hij doen? Hij wist het niet en schudde zijn hoofd. Hij was machteloos.

Resoluut was hij opgestaan en had het boek op haar tafel gelegd, nog even had hij met zijn vingers rusteloos op de kaft getikt. Kon hij haar niet even omarmen, haar optillen uit haar bedje en gewoon meenemen naar buiten en samen weglopen ergens heen? Hij staarde door het raam naar buiten, het regende lange grijze lijnen. Verwikkeld in een pijnlijke tweestrijd omdat zijn hart wilde blijven maar zijn verstand zei dat hij moest gaan, liep hij naar de deur en sloot hem zachtjes achter zich dicht. Haastig schoof hij de stapel herinneringen weer voor haar deur, sloot zijn ogen en vond de weg naar buiten, hij had al meer gezien dan goed voor hem was. Hij zeilde de berg af naar beneden en kroop zo snel als hij kon de lange weg terug. Het kon hem niet schelen dat zijn knieën kapot waren en bloedden en dat hij ernstige brandwonden had op zijn handen van de hete geisers die hij niet had kunnen ontwijken omdat hij zijn ogen dicht had gehouden.

De fysieke pijn was niets vergeleken met de pijn die hij voelde in zijn borst, hij voelde zich waardeloos tot in de kern van zijn wezen omdat hij niet in staat was haar gelukkig te maken. Als kind was hem vaak verweten dat hij niet had gedaan wat er van hem verwacht werd, maar hoe kon hij bedenken wat men van hem verwachtte? Hij was na jaren gehoord te hebben hoezeer hij iedereen teleurstelde gaan geloven dat het mogelijk moest zijn een ander gelukkig te maken. Sindsdien was er geen dag meer voorbijgegaan zonder dat hij het gevoel had te falen. Altijd als iemand boos was of teleurgesteld kromp hij ineen en voelde zich verantwoordelijk. Hoewel hij zijn emoties uit alle macht ontkende maar onlosmakelijk met hem verbonden waren volgden hem als een kleine schaduw. En omdat hij de schaduw negeerde doorzag hij niet dat hij Mary niet beschermde maar gevangenhield. En wist hij niet dat hij haar harder nodig had dan zij hem, want zonder haar voelde hij zich een niets, een niemand.

Eindelijk, opgelucht ademde hij in, daar was het grote grijze gebouw, hij versnelde zijn pas. Stopte voor de glazen deur en hield zijn oog voor de irisscan. De deur schoof geruisloos open, hij volgde de pijlen en ging zitten, alsof er nooit iets gebeurd was.

I have a little shadow that goes in and out with me,
And what can be the use of him is more than I can see.
He is very, very like me from the heels up to the head;
And I see him jump before me, when I jump into my bed.

The funniest thing about him is the way he likes to grow—
Not at all like proper children, which is always very slow;
For he sometimes shoots up taller like an India-rubber ball,
And he sometimes gets so little that there’s none of him at all.

He hasn’t got a notion of how children ought to play,
And can only make a fool of me in every sort of way.
He stays so close beside me, he’s a coward you can see;
I’d think shame to stick to nursie as that shadow sticks to me!

One morning, very early, before the sun was up,
I rose and found the shining dew on every buttercup;
But my lazy little shadow, like an arrant sleepy-head,
Had stayed at home behind me and was fast asleep in bed

—Robert Louis Stevenson

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.