22 okt VIII. Vertrouwen
“H oe weet ik dan wanneer het juiste moment is aangebroken?” De kruikman grijnsde; “Gebruik je intuïtie…”. “Wat?” antwoordde Mary. “Ah, ja…je weet de dingen wel als je ze weet.” Ze keek hem een beetje bedremmeld aan en hij lachte. “Ik weet niet hoe ik het je uit kan leggen Mary, op een dag zul je vanuit meerdere perspectieven naar jezelf kunnen kijken.” Mary. Hij zuchtte en wist dat ze het pas zou begrijpen als ze het zelf ervaren had.
Hij besloot iets te gaan tekenen, iets wat makkelijk te onthouden was en ze zich zou kunnen herinneren op de dag dat ze het nodig zou hebben. Hij tekende een driehoek het de punt naar boven en aan elk hoek tekende hij een symbool. Mary zag aan elke hoek een symbool staan, geloof, hoop en liefde? Wat betekent dat? Dat is aan jou om te ontdekken Mary, dit is jouw leven. Ze keek hem nu met een diepe frons tussen haar wenkbrauwen aan en vroeg; “Maar moet je het dan niet op een gegeven moment dingen loslaten?” De kruikman knikte: ‘Er is een verschil tussen loslaten en opgeven Mary. Als je van iets houdt en het glipt uit je handen dan blijf je in je hart nog steeds ervan houden. Je geeft het alleen de ruimte.”
Hij keek haar aan en ze zag in zijn ogen alle emoties weerspiegelt die ze zelf voelde en besefte dat hij precies wist wat zij voelde omdat hij het ook had ervaren. Mary kende het gevoel van wanhoop en verbittering en was bang het weer te voelen als de kruikman weg zou gaan. Ze vroeg; “Op wat vertrouw jij dan? Wie komt je dan helpen?” Hij antwoordde; “Op een dag weet je dat er onvoorwaardelijk van je gehouden wordt en als je dat kunt voelen dan krijg je de kracht en de moed om alles te doorstaan.
…want kennis kan in woorden worden overgebracht, maar wijsheid klinkt dwaas en kan niet op die manier worden overgedragen…
Mary sloot haar ogen maar zag niets. De kruikman lachte: ‘Ha, ha Mary, wil je nu al gaan? Mary knikte; “Ja, want…?” Ze realiseerde zich dat wat de kruikman allemaal had verteld niets had veranderd aan haar schuldgevoel en maakte haar zin niet af. Ze wilde hem niet kwetsen, hij had zo zijn best had gedaan om haar op te vrolijken, maar ze voelde zich nog steeds schuldig en schaamde zich dat ze de robot had achtergelaten. De kruikman keek naar het kleine meisje en begreep dat het nog wel een tijdje zou duren Tot ze dat zou begrijpen zou Mary nog veel mee lijden met alle mensen en dieren waar ze van hield.
Hij zuchtte, zo was de loop der dingen, en hij stond op en liep naar de deur en vroeg: “Kom je?” Eigenlijk vond ze dat ze het niet verdiende leuke dingen te doen terwijl de robot ergens doodziek op een steiger zat en ze begon de thee kopjes af te schrobben.
De kruikman opende de deur en liep naar buiten, hij kon haar niet dwingen. Ze staarde naar de afwasborstel in haar handen die het mooie porseleinen kopje en voelde de somberheid opkomen, tranen van machteloosheid liepen over haar wangen terwijl de stem van het kind dat ze was uitriep: Ik wil niet alleen hier in de keuken staan, ik wil achter hem aan… en haar handen lieten het kopje in het water glijden en haar voeten renden achter de kruikman aan en haar hart pompte opgetogen. Terwijl ze van de trap afrende, zag ze dat hij al op de steiger liep en de manier waarop hij liep leek zo zelfverzekerd dat Mary wenste dat ze zich zo voelde als hij eruitzag. Toen hij het einde van de steiger bereikt had bukte hij voorover en ging plat op zijn buik liggen met zijn hoofd net over de rand. Hij keek in het zachtjes golvende water dat zijn kruikgezicht weerspiegelde en glimlachte naar zijn spiegelbeeld alsof het een goede vriend was en Mary die dichterbij was gekomen zag dat zijn spiegelbeeld teruglachte.
Twijfelend boog Mary nu zelf ook voorover naar het water en wachtte ongeduldig tot het glad werd, toen de rimpels in het water verdwenen zag ze tot haar verbijstering het gezicht van de robot. Ze had het gevoel dat haar keel werd dichtgeknepen en fluisterde: ‘Hoe…?’ En kwam geschrokken overeind. De kruikman die uit zijn ooghoeken zag dat mary geschrokken was van wat ze in het water zag, en keek waar Mary zo angstig naar keek en vroeg bezorgd: “Mary wat zie je?” Mary stokte; “Zie je dat niet, daar de robot…” Hij kwam naast haar staan en zei: “Ik zie niets Mary, het is de angst. Blijf kijken, heb vertrouwen, het zal vanzelf veranderen.’ ‘Ik durf niet meer te kijken.’ Snikte Mary en overspoelt door al haar gedachten begon ze te ratelen; “Ik wil niet dat hij ongelukkig is, ik moet hem helpen. Ik had nooit zo ontevreden mogen zijn, hij heeft zo zijn best gedaan voor mij en ik heb hem gewoon in de steek gelaten. Net toen hij mij het hardst nodig had.”
De kruikman boog voorover en tilde het ratelende meisje op en wiegde haar in zijn armen tot ze stopte met denken. Hij zei: ‘Mary, als je in angst leeft zie je alleen de gevaren, en al het mooie dat is kun je niet zien. Als je denkt een ander te kunnen helpen door jezelf klein te maken of jezelf op te offeren vergis je je. Je hart en de rest van je lichaam gaan protesteren omdat je jezelf dwingt dingen te doen die je eigenlijk niet aankan. Geloof me, dat wat je uit plichtsgevoel voor een ander doet heeft geen waarde. Laat dat wat je doet voor een ander oprecht zijn en niet omdat je denkt dat het moet.
Probeer je gedachten te ordenen, probeer erachter te komen wat écht waar is. Ga niet bedenken wat een ander denkt, vul het niet in. Als je ingrijpt in het leven van een ander ontneem je diegene de kans om zelf de verantwoording voor dingen te nemen en zo zelfvertrouwen te krijgen. Mary luisterde maar het was allemaal een beetje te veel om te bevatten. De kruikman realiseerde zich dat hij haar maar al te graag wilde vertellen wat hij zelf allemaal dacht te weten en deed zijn mond dicht. Het was niet aan hem haar uit te leggen hoe de wereld in elkaar stak. Even snel als het gevoel haar iets uit te kunnen leggen in hem was opgekomen verdween het weer en deed hij dat wat hij in het bos geleerd had te vertrouwen in plaats van te vechten.
Hij liet het meisje los en Mary voelde dat ze nog een keer naar zichzelf wilde kijken, nog onzeker bukte ze voorover en tot haar opluchting zag ze nu haar eigen gezicht in het water weerspiegeld. Ze keek bedenkelijk naar het meisje in het water en het meisje keek even bedenkelijk terug. De kruikman hield wijselijk zijn mond dicht, dit moment was te kostbaar om te verstoren met zijn welgemeende adviezen. Hij boog voorover naar zijn eigen spiegelbeeld en zei zachtjes tegen zichzelf: ‘Ik hou van jou.’ En het spiegelbeeld fluisterde hetzelfde terug en hij voelde dat hij warm werd van het begrip dat hij voor zichzelf had. Hij stond op klopte zijn broek af en zei: “Ik ga lekker wandelen, wil je mee?” Hij draaide om en liep het pad op zonder haar antwoord af te wachten en Mary kwam overeind en liep achter hem aan. Ze vond het fijn om bij hem te zijn als hij zich goed voelde en ze begon nu te begrijpen dat hij zich goed voelde omdat hij aardig tegen zichzelf was. Toen ze hem ingehaald had pakte ze zijn hand en ze liepen onder de hoge bomen door en zijn liefde voor zichzelf stroomde via hun handen naar haar lijfje.
Terwijl ze wandelden keek Mary nieuwsgierig om zich heen, een roodborst zat op een takje te wachten, een pimpelmees verdween in de holte van een tak, ze zag een mooi pad dat het bos inliep, de zon straalde tussen de donkere takken heen en Mary voelde dat ze daar graag wilde lopen. Haar hand gleed uit de zijne toen ze erheen liep, ze realiseerde zich dat ze een andere kant op wilde dan de kruikman en voelde zich schuldig. Zou hij het erg vinden als ze zonder hem verder wilde wandelen? Ze keek hem aan en de kruikman was blijven staan en streek met zijn hand over zijn kin. Zijn ogen straalden omdat het meisje haar eigen pad koos. Hij knikte goedkeurend, stak zijn hand op en zwaaide en Mary wist dat het goed was.
De wonderbaarlijke confrontatie met haar eigen spiegelbeeld werd een dierbare gewoonte voor Mary. Elke keer als ze zich eenzaam en onzeker voelde rende ze naar het water en zei tegen haar spiegelbeeld: “Ik hou van jou!” Haar spiegelbeeld beantwoordde haar lieve woorden altijd op dezelfde manier, het huilde en lachte met haar mee.
Ze maakten lange wandelingen door het mooie bos en de kruikman leerde haar alles wat hij wist. Over de vogels, waar ze heenvlogen in de winter of waar ze vandaan kwamen, hij wees ze aan tussen de struiken en hoog in de bomen en Mary kreeg steeds meer oog voor alles wat er in het bos leefde. De kruikman herkende hun gezang en liet haar zien waar ze hun nesten bouwden, hoog in de bomen, in het riet en in de velden. Mary zag hoe ze leefden gedurende de verschillende jaargetijden, leerde wanneer het broedseizoen was en welke vogels naar het zuiden vertrokken.
Hij vertelde haar over de bomen en liet haar zien welke vruchten ze kon eten en wanneer ze rijp genoeg waren om te plukken. Hij liet haar zien hoe je de vruchten kon bewaren, wat je er allemaal van kon maken. Mary ging vaak met een rieten mand het bos in en in de avond bestudeerden ze de dingen die ze overdag gevonden hadden. Zorgvuldig sorteerden zij alles in verschillende categorieën, maakten er tekeningen en notities bij, waar ze het gevonden had en op welke datum en ze zochten de Latijnse namen erbij, in de encyclopedien die in de boekenkast stonden. En bovenal leerde hij haar te genieten van het moment, en de mooiste en lekkerste appels het allereerst te eten. En haar angst en zorgen om te zetten in vertrouwen.
Mary verzamelde de sporen van paddenstoelen en zaaide ze om het huisje zodat ze precies wist welke paddenstoelen eetbaar waren en welke giftig. Ze groef bloembollen uit terwijl ze bloeiden zodat ze bloemen in huis had en als ze uitgebloeid waren stopte ze de bloembollen weer in de grond om verder te leven. De kruikman had kippen die her en der in de struiken verse eieren legden. Mary timmerde een grote boekenkast voor de boeken die ze zelf schreven. Ze aten zelfgebakken brood met zelfgemaakte jam en dronken thee met verse kruiden en honing van de bijen. Ze grilden aardappels met kruiden in het vuur, bakten knolselderij uit hun eigen groentetuin met verse paddenstoelen, maakten soep van brandnetels en daslook en allerlei andere heerlijke dingen.
Op een dag stonden ze in hun kleine boomgaard appels te plukken, Mary stond op een ladder en de kruikman voelde intuitief dat het nu het juiste moment was om met Mary te praten over zijn plannen. Het was tijd om te gaan en de tijd die hem nog restte wilde hij graag gebruiken om haar te helpen zich zo goed mogelijk voor te bereiden op het leven zonder hem. Hij keek door de bladeren en plukte nog een appel, de krat was nu echt over vol, Kom op, zei hij tegen zichzelf en klom van de ladder naar beneden en liep naar de tafel, hij plaatste de krat op de anderen en veegde zijn bezwete voorhoofd af met zijn mouw. Hij voelde zijn maag samenspannen, het was niet leuk om te doen. Mary was geconcentreerd aan het plukken. Zijn neus prikte, hij veegde hem af met zijn mouw en vroeg toen: “Kunnen we zo even praten?” Mary strekte zich net uit naar een mooie rode appel, het steeltje knakte en ze borg de appel op in haar schort, verbaasd keek ze over haar schouder naar beneden. De zon scheen door de bladeren van de bomen het was een prachtige dag en ze had geen flauw idee waarover hij met haar zou willen praten.
“Praten?” Vroeg ze verbaasd. Hij knikte en keek serieus, “Eh, nu…?” Hij knikte, “Ok.” Zei ze en klom de trap af en ging zitten op een omgevallen boomstam en wachtte nieuwsgierig. Hij kwam naast haar zitten: “Ik moet je iets vertellen Mary. Ik voel dat het tijd is om terug te gaan naar de robot waar ik uit gekomen ben.” “Wat?” Mary’s mond viel open. De kruikman voelde een steek in zijn borst toen hij haar blik zag en vervolgde; “Mary mijn laatste doel hier in het bos was jou alles leren wat ik weet. Ik heb gedaan waarom ik hierheen ben gekomen en nu is het tijd voor de volgende stap.’
Een wolk schoof voor de zon die net daarvoor nog heerlijk straalde en Mary rilde. Een stem in haar hoofd zei dat ze het verdiend had om alleen achtergelaten te worden, ze had tenslotte zelf ook iemand in de steek gelaten die haar nodig had. De kruikman zag dat ze van alles dacht en tilde het bedremmelde meisje op en zette haar een tak hoger in de boom waardoor ze op ooghoogte met hem kwam te zitten. Hij keek haar aan en vroeg: ‘Wat denk je allemaal Mary?’ Haar onderlip trilde een beetje en ze haalde haar schouders op, ze kon niet praten over wat ze dacht en voelde, ze kon alleen maar huilen. Hij wachtte tot de tranen op waren en knikte haar toe; vertel maar meisje: “Ik… ik krijg geen lucht als ik eraan denk dat jij weggaat, je kan niet gaan, ik wil niet dat je gaat. Hoe moet ik hier leven zonder jou?” En ze keek in zijn ogen en wist dat het toch zou gebeuren wat ze ook zei, hij zou gaan, ze keek naar haar voeten in het mulle zand en schopte in het zand van machteloosheid.
De kruikman beet op zijn kaken, hij kon haar gevoelens goed begrijpen maar de loop der dingen kon hij niet veranderen. Het was tijd. “Weet je nog dat je ooit uit het raam van je kamer naar buiten keek en niets liever wilde dan echt leven? Ze keek hem aan door een waas van tranen. Oh, ja ze wist nog goed hoe graag ze naar buiten wilde om dingen te ervaren, echt mee te maken maar; “Als je van me houdt hoe kan je dan gaan?”
Hij schudde zijn hoofd. “Probeer te luisteren naar je gevoel Mary en je weet dat ik van je hou.” Mary probeerde te luisteren naar haar gevoel maar haar negatieve gedachten maakten het onmogelijk om haar hart te horen.
Hij begreep dat de tijd dat ze in de robot opgesloten had gezeten diepe sporen had achtergelaten, ze wilde wel alles begrijpen maar luisterde nog niet naar haar intuïtie. Het was hoogste tijd om te gaan, hij stond haar ontwikkeling nu alleen nog maar in de weg. Hij was verdrietig omdat Mary hem nog niet begreep maar hij wist dat er een tijd zou komen waarop ze de dingen vanuit een ander perspectief zou gaan zien.
Mary voelde een onbekende pijn in haar borst. Ze dacht eraan hoe fijn ze het hadden gehad en dat nu alles wat zo fijn was geweest nu voorbij was. Allerlei gedachten flitsten door haar heen, het moest het mysterie zijn dat dit deed, het mysterie wilde haar straffen omdat ze de robot in de steek had gelaten. De kruikman bestudeerde het gezichtje van het meisje dat met haar armen gekruist voor haar borst zat. Ze zag er zo onverwrikbaar, kil en overtuigd van haar sombere gedachten uit… Verbitterd zei ze; Het mysterie haat me… en jij wilt me ook niet. Hij schudde zijn hoofd en zei; “Mary, het mysterie oordeelt niet en ik hou van je.” Hij keek omhoog naar de wolken en vroeg zachtjes; “Help ons…” en in de stilte die volgde kreeg hij zoals altijd een geruststellend antwoord:
Het plan is volmaakt.
Het ontwerp is voortreffelijk.
En de aard van al het bestaande is liefde.
“Als je op de liefde vertrouwd zal je me altijd kunnen vinden Mary, in mijn gedachten ben ik altijd bij jou.” Mary keek hem boos aan. “Hoe bedoel je? Wat heb ik eraan dat je in gedachten bij me bent? Je gaat weg en laat mij alleen hier achter. Je gaat gezellig samenwonen met de robot en je hebt het leuk terwijl ik hier in mijn eentje zit en… “Ach Mary.” Hij schudde geraakt zijn hoofd. “Als je me gelooft zal je het meteen voelen, waarom doe je jezelf zoveel pijn? Waarom geloof je niet wat ik zeg? Waarom zou ik liegen?” Ze zei verdrietig; “Wat heb ik eraan als je weg gaat?” Wat heb ik daaraan? Hij herhaalde zachtjes haar woorden en voelde de tranen in zijn ogen prikken. Even wankelde ook zijn vertrouwen, had zijn liefde dan geen waarde als hij weg ging? Hij ademde diep in, liefde en vertrouwen. Hij had geen keuze, op een dag zou ze naar haar gevoel luisteren en niet meer voor hem denken. Mary keek hem verwijtend aan en zei met overslaande stem: “Ik wil niet dat alles veranderd, ik wil dat alles blijft zoals het is.”
Out beyond ideas of wrongdoing and right doing,
there is a field. I’ll meet you there.
When the soul lies down in that grass,
the world is too full to talk about.
Ideas, language, even the phrase “each other”
doesn’t make any sense.
The breeze at dawn has secrets to tell you.
Don’t go back to sleep.
You must ask for what you really want.
Don’t go back to sleep.
People are going back and forth across the doorsill
where the two worlds touch.
The door is round and open.
Don’t go back to sleep.
Rumi
Niets kan je pijn doen behalve je eigen gedachten en oordelen.
De kruikman balde zijn handen tot vuisten. Hoe kon je een ander wezen uitleggen hoe het binnen in je voelde als je geroepen werd iets te doen? Hoe vaak werden dingen verondersteld die niet klopten. Dat hij niet van de mensen hield, dat hij weg ging om hen te kwetsen. Het liefste wilde hij met zijn vuist hard tegen een muur aanslaan. Hij deed wat hij kon, hij wilde het zo graag goed doen maar het was nooit goed genoeg. Mary zag dat hij zijn tot vuisten balde en hoe zijn kaken spanden en ineens voelde ze haar hart en wist ze dat het waar was wat hij zei. De verraderlijke stemmen van angst en zorgen deden er het zwijgen toe. Mary dacht aan de robot, die haar behoefte om naar buiten te gaan ook niet begrepen had. Ze wist dat de dingen veranderden, de dagen werden alweer korter, weldra zou de herfst aanbreken en daarna zou het weer winter worden, en dan kwam de lente en uiteindelijk weer de zomer. De kruikman zag dat er iets in Mary begon te dagen. Mary vroeg zachtjes: “Zou je je arm om me heen willen slaan en zachtjes in mijn oor willen fluisteren dat alles goed komt?” Hij knikte en sloeg zijn grote warme armen om haar schokkende schoudertjes heen.
De kruikman wist nog goed hoe onzeker hij zich gevoeld had toen hij net in het bos was aangekomen. Dat was zeven lange jaren geleden en in al die jaren had hij zichzelf steeds beter leren kennen. De weg naar de bron was een weg die je alleen moest gaan, op zichzelf aangewezen was hij genoodzaakt om te leren van zichzelf te gaan houden. Hij had de stemmen in zijn hoofd goed leren kennen en er was een nieuwe stem bijgekomen; een stem waar alle andere stemmen graag naar luisterden. Deze stem kon hij alleen horen als hij heel stil was. En deze stem had hem verteld dat het tijd was om terug te gaan.
Hoe graag hij Mary ook mee wilde nemen, hij wist dat zij niet in het bos was om bij hem te zijn maar om haar eigen weg te vinden. Die was vol ervaringen en elke ervaring was een wezenlijk onderdeel van het proces dat haar zou vervolmaken, en hij wist maar al te goed dat elke ingreep van hem haar koers zou kunnen veranderen waardoor ze haar eigenlijke bestemming nooit zou bereiken. De metamorfose die Mary en ieder ander wezen in het bos te wachten stond was een van de waar je slechts vol bewondering naar kon kijken.
“Ein Mensch hat so viele Häute in sich, die sich über die Tiefe des Herzens legen. Wir wissen um so viele Dinge, doch kennen wir uns selber nicht. Dreißig oder vierzig Häute oder Schwarten, dick und hart wie die eines Ochsen oder Bären überziehen die Seele. Geh ein in deinen Grund, und lerne dort dich selber kennen.”
Meister Eckhart (1260 – 1328)
Hij keek omhoog naar de takken van de eik, hoorde de wind door de bladeren ruisen en de vogels fluiten en wist dat het goed was. Het leven had een groter plan. De zon schitterde op het water en hij wist dat zijn liefde op afstand in haar ogen nu niet voldoende was maar hij gunde haar boven alles dat ze zou ontdekken wat zij in zich had en wat de wereld haar te bieden had. Hij wenste haar dat ze alle kleuren zou ervaren. Vastbesloten zei hij: “We zien elkaar terug bij de bron Mary en de tijd die ons nog rest gaan we goed gebruiken. We hebben nog voldoende tijd om dingen te oefenen zodat je het goed zonder mij kan redden.” Mary veegde haar tranen af en haalde haar neus op en knikte. “Ok.” zei ze.
Hij wist dat het tegen die tijd niet meer zo belangrijk voor haar zou zijn, ze zou na de lange weg weten dat ze op zichzelf kon vertrouwen en dat ze hem niet nodig had om de liefde in haar te voelen. Hij tilde het kleine meisje op en nam haar in zijn armen en ze sloeg haar armpjes om hem heen. Mary voelde zich bang, verdrietig en boos, boos op hem, boos op de loop der dingen, boos op zichzelf, boos dat ze zoveel voelde, boos op de pijn. In de robot had ze zich afgevraagd hoe iemand zo gemeen kon zijn een ander op te sluiten, nu begreep ze wat de robot bezield had ze liet ze zich uit zijn armen glijden en ging op haar eigen benen staan.
De kruikman voelde het, slikte even en vroeg: “Zullen we wat te eten klaar gaan maken?” Mary knikte en ze wandelden zwijgend samen naar het huisje. Mary stak haar handen diep in haar zakken, het voelde raar niet zijn warme hand vast te pakken maar ze wilde niet dat hij zich schuldig zou voelen zoals zij zolang gedaan had. Ze zei nu even niet, tegen de stemmen in haar hoofd, liep de steiger op en ging op haar knieën zitten en boog voorover naar het water en zei: “Ik hou van jou, en jij kan dit.” Ze keek naar haar spiegelbeeld dat weifelend terugkeek en stond op, ze zou het net zo lang tegen zichzelf zeggen tot ze het geloofde.
De kruikman die op de steiger stond te wachten liep stilzwijgend en trots achter het kleine meisje aan. Er straalde een gouden randje om haar contouren en hij dankte de hemel dat ze hem begreep. Ze spraken die avond niet meer maar genoten van de avond en elkaar.
‘Liefhebben is toestaan. Toestaan is liefhebben.’
Vertrouw maar op jezelf, dan weet je hoe je leven moet.
— Johann Wolfgang von Goethe. 1749 – 1832
Geen reactie's