01 okt 05. De landing
Een oogverblindende flits en ik was geland. Om me heen pulseerde het van het leven. Grote ronde cellen deinden zachtjes heen en weer in parelmoerkleurige vliezen. Ik voelde dat het niet lang meer zou duren voordat één van hen door het vlies heen zou breken. De boodschappers wisten het ook en begaven zich al op weg naar de hogere regionen om te vertellen dat men met de voorbereidingen kon beginnen. Veertien dagen later was het eindelijk zover, ik nam plaats in de zetel van de grootste cel die zich op slag verdubbelde. Het vlies scheurde open en we floepten eruit en werden opgevangen in de warme armen van oneindig veel zachte haartjes die ons tot over de drempel droegen, de gang in. En toen was het stil.
Ik wachtte…maar er gebeurde niets. Ik probeerde te bewegen maar het lukt niet, ik had geen kracht om te bewegen vanuit mezelf. Ik had alleen de wil om te bewegen en verder te gaan, ik wilde meer meemaken!
Ik grinnikte inwendig om mijn enthousiasme en probeerde wat ik wilde om te zetten in iets praktisch. Wat bedoelde ik precies met dingen meemaken? Ik wilde me kunnen bewegen, ik wilde ontdekken, ervaren, ik wilde verandering! Ik probeerde me voor te stellen hoe het zou voelen om heel sterk te zijn en te kunnen bewegen en een seconde later bevond ik me ergens anders. Verbaasd probeerde ik nog een keer om in beweging te komen en deze keer schoot ik vooruit dwars door de wand die me omgaf heen.
Ineens was er totale chaos, ik zwom met miljoenen anderen tegen de stroom in en deed mijn best om de juiste slag te pakken te krijgen. Ik tolde rond tot ik eindelijk een beetje in balans kon blijven en werd herhaaldelijk door de stroom gegrepen en weer mee terug gesleurd. Pas toen ik op het lumunieuze idee kwam achter een aantal snelle zwemmers aan te zwemmen om uit te vinden hoe zij het deden ging het beter. De stroming was veel minder sterk waar zij zwommen. Het was dus niet overal in het water hetzelfde, de stroming was net als de wind aan land als je uit de wind ging staan dan had je er geen last van. Gelijdelijk aan begon ik te herkennen waar de stroming minder sterk was en zo flitste ik al snel de onwetenden voorbij.
Onderweg zag ik veel anderen sneuvelen, ze zonken naar de bodem en kwamen klem te zitten tussen de groeven. Ze twijfelen, zwommen heen en weer, sloegen zijwegen in waar ze niet meer uitkwamen, ze tolden rond en lieten zich meesleuren zonder iets te ondernemen. Het getwijfel was mij niet vreemd, alleen was dit niet de eerste keer. En ik wist hoe belangrijk het was één doel te hebben, en mijn doel was terug naar haar, naar de cel waar ik in begonnen was. Geconcentreerd zwom ik verder, de zijwegen boeiden me niet. Ik wilde de kracht die ik had met haar stille kracht verenigen en telde mijn slagen zodat geen andere gedachte me af zou kunnen lijden.
Terwijl het landschap om me heen veranderde telde ik vastberaden door; één, twee…één, twee… plots botste ik met een enorme klap tegen een monster aan en ik verloor mijn evenwicht en tuimelde met duizelingwekkende snelheid rond. Ik werd onmiddellijk gegrepen door de stroom en een stuk terug gesleurd. Tellen lieverd, vermaande ik mezelf, tellen en verder schat, het komt goed, heb vertrouwen. Ik probeerde weer in balans te komen en toen ik eindelijk weer enigszins controle had maakte ik rechts omkeert en zwom zo snel als ik kon weer de kant op waar ik heen wilde.
De doorgang werd steeds nauwer. Ik drukte mijn kop door de dichte massa van fluim, slijm en bloed. Niet nadenken, niet oordelen, doortellen; één, twee… één, twee, doortellen, het gaat goed! En toen kwam de zon op, daar was zij, mijn thuis, de eicel die ik had achter gelaten. Dolgelukkig drukte ik mijn hoofd in de warme zachte vacht van haar stralen. Ze begon zachtjes te draaien door de druk van ons allemaal die zich in haar vacht verborgen en niets liever wilden dan naar binnen gelaten te worden. Buiten zinnen van geluk draaide ik mee en ineens schoot mijn kop door de wand heen en klapte open. Alles wat ik in me had klutste naar binnen. Op hetzelfde moment sloot de wand zich hermetisch achter me en toen werd het stil. Ik was geland op het volgende level…
Klink…klang…kling…gerinkel als van kristallen glazen. Het geluid kwam heel dichtbij en ebde vervolgens weer weg en net toen ik dacht dat was het, hoorde ik een laag ritmisch en opzwepend geroffel. Uit alle richtingen klonken nu andere klanken, die samen een prachtige symfonie vormden en de 23 deeltjes waar ik nu uit bestond begonnen te dansen opgewonden en nieuwsgierig naar de 23 andere deeltjes toe. Zijden slingers verbonden ons met elkaar en we dansten en schuifelden steeds dichter tegen elkaar aan. Tot de avond viel en we moe en voldaan gingen liggen in de zachte wand die voor ons gemaakt leek te zijn, daar begon het betoverende liefdesspel, we verenigden ons en splitsten ons op en we vergroeiden met elkaar, deelden ons en groeiden nog meer. Cel voor cel, wervel voor wervel groeiden we uit tot een menselijk wezen. Negen maanden later lagen we voor de uitgang te wachten net als ik in het begin in de gang.
Eerst kwamen de kleine golven en toen steeds grotere tot het vlies brak en we naar buiten werden geperst. Verzet had geen zin, het was een soort vloedgolf die ons naar buiten perste. De gang leek veel te nauw en we werden in elkaar gedrukt en ik verloor mijn bewustzijn.
Geen reactie's