VII. Verhalen
66
post-template-default,single,single-post,postid-66,single-format-standard,bridge-core-3.3.1,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-title-hidden,qode_grid_1300,footer_responsive_adv,qode-content-sidebar-responsive,qode-theme-ver-30.8.1,qode-theme-bridge,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-7.9,vc_responsive

VII. Verhalen

Op een dag vroeg Mary de kruikman wat nou precies waar was en wat niet aan zijn verhalen en hij lachte en zei: “Wat je maar wil.” Mary keek hem boos aan en drong aan: “Vertel nou, doe niet zo flauw.” Hij keek haar nu oplettend aan en zei toen: “Weet je Mary, verhalen blijven verhalen, ze zijn niet de werkelijkheid. Hoe waar ze ook voor mij zijn, een ander die erbij was zou ze weer anders beleefd hebben. Als ik jou zo hoor dan wordt het denk ik hoog tijd dat je een eigen verhaal gaat opschrijven. Vanuit jou perspectief. Dat zou ik erg leuk vinden om te horen.”

Perspectief? Vroeg Mary verbaasd. De kruisman lachte, hij knikte en deed de deur open, pakte snel nog een appel uit de fruitmand en de deur viel achter hem dicht. Mary keek boos uit het raam, verdorie. Hij legde ook nooit iets goed uit. Ze draaide zich om en zag op tafel zijn schrijfblok liggen. Zou ze? Ze schoof de stoel naar achteren, pakte zijn mooie kroontjespen uit de houder en draaide het dekseltje los van de inkt. Ze dompelde de pen in de inkt en begon te tekenen.

Eerst maakte ze kleine tekeningen en in de weken die volgden begon ze te schrijven over alles wat ze meemaakte. Elke avond viel ze als een blok in slaap en in de ochtend klom ze enthousiast weer uit haar bed. De kruikman genoot ervan te zien dat ze in de ban was van iets nieuws. Hij wist wel beter dan het proces te verstoren.

Mary was de robot bijna vergeten tot ze op een dag met een nieuw verhaaltje begon en zonder na te denken begon te schrijven:

Er was eens een meisje dat opgesloten zat in een kamer in het hoofd van een robot.

Die nacht begonnen de dromen, akelige dromen waaruit ze zwetend wakker schrok. In haar dromen vroeg de robot: “Kom je? Het voelt zo eenzaam zonder jou.” Mary wist niet wat ze moest antwoorden, ze voelde zich zo schuldig. Ze wilde wel niets liever dan dat de robot gezond zou worden en gelukkig zou zijn, maar ze wilde niet meer terug naar haar kamer. Telkens als ze wakker werd was ze zo blij dat ze niet alleen was en de kruikman in het bed onder haar lag te snurken. De dromen werden echter enger, ze droomde over rivieren die uit hun oevers traden en landinwaarts stroomden, mensen die verdronken, storm met harde windvlagen en uiteindelijk werden de dromen zo angstaanjagend dat ze haar ogen bijna niet meer durfde te sluiten. Die ochtend werd ze wakker op de grond naast het stapelbed. Ze was eruit gevallen. Moe en verdrietig was ze weer onder de dekens gekropen. Met wijdopen ogen lag ze in het donker te staren, ze wilde niet meer opstaan maar kon ook niet meer slapen.

Een uur later lag ze nog steeds wakker toen ze de stappen van de kruikman op de buitentrap hoorde. Hij was die ochtend met de boot naar de stad gegaan om paddestoelen, kastanjes en bosbessen in de stad te ruilen tegen wat dingen die ze nodig hadden. Als hij zou zien dat ze gehuild had zou hij vragen waarschijnlijk vragen waarom en dat kon ze hem niet te vertellen. Ze schaamde zich zo dat ze de robot verlaten had toen het zo slecht met hem ging, wat zou hij wel niet van haar denken als ze hem dat vertelde?

De kruikman stond weifelend voor de deur, hij maakte zich al een tijdje zorgen over Mary. Ze sliep niet goed en soms hoorde hij haar midden in de nacht zachtjes snikken. Hij begreep niet waarom ze hem niet vertelde wat er was. Die ochtend had hij haar naast het bed gevonden, niet wetende wat te doen had hij haar hoofd op een kussentje gelegd en haar lichaam toegedekt met een dekentje en was toen maar gegaan. Onderweg naar de stad had hij nagedacht wat hij zou kunnen doen. Als ze niet wilde praten moest hij een andere ingang vinden en zo kwam hij op een idee.

Een beetje onzeker over wat hij aan zou treffen klopte hij op de deur en vroeg; ‘Hoi Mary, ik ben het, mag ik binnenkomen?’ Mary trok verbaast haar wenkbrauwen op, wat raar, hij klopte nooit waarom nu wel? Ze antwoordde zo luchtig mogelijk: ‘Ja, natuurlijk…’ en veegde snel haar tranen af. Hij hoorde aan haar stem dat ze gehuild had. Zo was dat als je elkaar veel zag, je kon elkaar niets meer wijsmaken. Hij vreesde dat haar verstand het had overgenomen van haar gevoel. Dat betekende dat ze ergens bang voor was. Hij moest erachter zien te komen waarom ze bang was en de angel eruit halen.

Hij deed alsof er niets aan de hand was en opende de deur van het huisje. Trok zonder op te kijken zijn rode laarzen uit en zette ze naast de deur neer. Hij hing zijn jas op aan de kapstok en streek hem glad en nam toen plaats achter de piano en begon te spelen.

Chopin-Nocture in E-flat Major (Op.9, No.2)

Tags:
1 Reactie
  • Alice
    Geplaatst op 13:08h, 06 mei

    Wonderfull!