8. Vrijheid
160
post-template-default,single,single-post,postid-160,single-format-standard,bridge-core-3.3.1,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-title-hidden,qode_grid_1300,footer_responsive_adv,qode-content-sidebar-responsive,qode-theme-ver-30.8.1,qode-theme-bridge,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-7.9,vc_responsive

8. Vrijheid

Mary’s blik bevroor achter het grijs getinte glas. Ze keek naar de reflectie in het water en begreep dat de mens waarin zij woonde in een robot was veranderd. Ze wilde iets zeggen maar er kwam geen geluid uit haar mond. Ze zag de zwarte gal door de plooien naar binnen sijpelen en langs de zachte wanden naar beneden druipen. Ze moest hier weg! Ze huiverde, de temperatuur in de kamer leek ineens onder nul. Ze voelde een steek in haar borst. Onbewust legde ze haar hand op de zere plek, de warmte van haar hand kalmeerde haar een beetje.

Al die jaren had ze er nooit aan gedacht dat het met de mens waarin ze woonde nog slechter kon gaan dan met haarzelf. Al die keren dat ze geen antwoord had gekregen op haar smeken. Had ze het maar geweten dan had ze zich niet al die jaren zo ongeliefd gevoeld. De mens waarin zij woonde was ernstig ziek, zo ziek dat hij in een robot was veranderd. Ze wist dat ze zonder zijn hulp uit de kamer moest zien te komen, maar hoe? Wanhopig keek ze naar buiten, vanuit haar ooghoek zag ze iets fonkelen. Ze kreeg een idee maar haar hart sloeg over. Dat kon niet, het was zijn oog. Ze kon de steen niet door het raam gooien. Nee, ze zou niet kunnen leven met de gedachte dat zij hem verblind had. Er moest een andere oplossing zijn.

Haastig keek ze om zich heen, hoe dan? De kamer bewoog, het leek alsof de robot overeind wilde komen, alles zou weer verschuiven. Het bloed in haar aderen stolde en ineens kon ze zich niet meer beheersen. Ze pakte de fonkelende steen op en gooide hem zo hard als ze kon door het raam naar buiten.

Het glas versplinterde in duizenden stukjes en even stond de tijd stil. Mary zag de scherven om zich heen vliegen en fragmenten van haar mooiste herinneringen welden op in haar. Al die jaren dat ze eruit wilde en nu was het zover. Het daglicht viel ongefilterd de kamer binnen en de zonnestralen verwarmden haar kleine lichaam.

De robot voelde een heftige steek in zijn oog en begreep wat er gebeurd was. Hij onderdrukte de neiging naar zijn oog te grijpen, hij was bang haar te raken. Hij wilde dat ze zou ontsnappen. Dat was het enige dat hij op dit moment voor haar kon doen. De pijn aan zijn ogen was niets in vergelijking met de schuld die niet te tillen was.

Mary’s mompelde “Kleur…dus dit is kleur” Vol verwondering keek ze naar de roze wanden van haar kamer, zelfs de gal was prachtig, diepblauw. Ze kreeg een zachte blos op haar wangen van het geluk dat ze voelde. Ze keek omhoog naar de blauwe en donkerrode infuusdraden die bevestigd waren aan haar buik. Klik, klik, klik de draden schommelden zachtjes  heen en weer. Ze slikte, het voelde raar en haar knieën trilden een beetje. Wat nu nog? Ze keek om zich heen. Het boek… dat hoefde niet meer, ze kende het inmiddels binnenstebuiten.

Ze liep naar het raam, keek de diepte in en slikte, het was een stuk hoger dan ze gedacht had…Ze stroopte haar mouw over haar hand en brak de scherven af die nog uit de rand omhoogstaken. Tilde haar rechterbeen over de rand en klom erop. Op hetzelfde moment vlogen 9 fluoriderende balletjes langs haar hoofd naar buiten, Mary bukte snel om ze te ontwijken. Zelfs zij voelden aan dat het tijd was om te gaan. Ze zette haar handen naast elkaar op de vensterbank en draaide zich om,  dat was het tijd voor verandering…ze leunde voorover en liet zich langzaam aan haar armen naar beneden zakken, tot ze met uitgestrekte armen aan de rand van het oog hing.

Ze voelde dat haar handen langzaam weg gleden ze wilde liever zelf het moment kiezen en niet uitglijden. “Een, twee, drie.” En ze liet los, even leek het alsof ze zweefde, het stalen lichaam schitterde in de zon, ze zag de stralende blauwe hemel en landde met twee voeten op de stalen knie van de robot. Ze zakte zover door haar knieën dat het een wonder was dat haar kniebanden niet scheurden, ze veerde weer omhoog en haar kleine lijfje tolde als een lappen pop verder tot het op de rand van de knie bleef liggen.

“To be wild is not to be crazy or psychotic. True wildness is a love of nature, a delight in silence, a voice free to say spontaneous things, and an exuberant curiosity in the face of the unknown.” — Robert Bly

Beannacht

On the day when the weight deadens on your shoulders and you stumble,
may the clay dance to balance you.
And when your eyes freeze behind the grey window and the ghost of loss gets in to you,
may a flock of colours, indigo, red, green, and azure blue come to awaken in you a meadow of delight.

When the canvas frays in the currach of thought and a stain of ocean blackens beneath you,
may there come across the waters a path of yellow moonlight to bring you safely home.

May the nourishment of the earth be yours, may the clarity of light be yours,
may the fluency of the ocean be yours, may the protection of the ancestors be yours.

And so may a slow wind work these words of love around you,
an invisible cloak to mind your life.”

― John O’Donohue, Adam Cara; A Book of Celtic Wisdom.

Tags:
Geen reactie's

Geef een reactie