07 okt 24. Alleen
“To be wild is not to be crazy or psychotic. True wildness is a love of nature, a delight in silence, a voice free to say spontaneous things, and an exuberant curiosity in the face of the unknown.” —Robert Bly
Voorzichtig duwde de robot met zijn grote stalen vinger tegen haar roerloze lijfje…zachtjes duwde hij tegen haar schouder aan, eindelijk ze bewoog. Mary lag op haar buik, ze was geland, ze probeerde te bewegen alles was goed gegaan. Voorzichtig schoof hij haar kleine lichaampje op zijn andere hand. Toen ze haar ogen opende keek ze recht in het goede oog van de robot. Ze schrok, overals zag ze roest en opgedroogde modder zitten. Op zijn hoofd zij schouders en overal tussen de scharnieren, hij viel bijna uit elkaar. Hoe lang was hij al zo? Ze wist dat dit wel vaker gebeurde met mensen maar ze had er nooit aan gedacht dat de mens waarin zijn leefde een robot zou zijn geworden. Hij zei met schorre stem: ‘Ik had niet gedacht dat mij dit kon overkomen, anders had ik…’ De stem die altijd zo sterk en vastberaden had geklonken was gebroken. Ze kon zijn angst en het verdriet voelen en ze vroeg zich af hoe zij het alleen moest redden in het bos als hij het niet eens kon.
Met lede ogen keek de robot naar het kleine meisje dat nu zonder ervaring naar sprookjesbos moest. Hij had haar niets geleerd dat van waarde kon zijn daarbuiten. De laatste tien jaar had hij slechts twee keer de moed gehad om naar haar kamer te gaan. De eerste keer was vlak nadat ze zo vertwijfeld was geweest dat ze meerder keren tegen de deur had gebonkt, hij kon het niet verdragen en had zonder na te denken haar naam uitgesproken. Hij wilde haar troosten en haar vertellen dat ze echt niet zo alleen was als ze zich voelde, dat hij van haar hield en voor haar zorgde en elke dag aan haar dacht. Ze had natuurlijk meteen gevraagd of hij de deur open kon maken en pas op dat moment realiseerde hij zich hoe dom het was geweest iets te zeggen. Hij kon de deur echter niet openen, dan moest hij naar binnen en hij wilde niet naar binnen. Hij kon niet naar binnen. Hij had er dus het zwijgen toe gedaan maar Mary begreep er niets van en was helemaal doorgedraaid. Hij wist zich hier geen raad mee, wat moest hij doen? Hij wist wat ze wilde maar dat kon hij niet voor haar doen dus een gesprek leek hem zinloos. Toen ze uitgeraasd was werd het stil maar naarmate de dagen verstreken en het stil bleef begon hij zich zorgen te maken, hij hoorde helemaal niets meer en hij begon te vrezen dat ze zichzelf iets aan zou doen.
Dat was het laatste dat hij wilde, hij had de lange weg kruipend en op de tast afgelegd. Doodsbang zijn herinneringen tegen te komen had hij met dichtgeknepen ogen en zijn vingers in zijn oren de weg afgelegd. Wonder boven wonder had hij na een eindeloze tocht onder schaaf en brandwonden de grot bereikt. In de tweede grot was hij echter tegen een muur van spullen opgelopen, hij voelde meubels en stapels met dozen, hij kon de trap naar boven niet vinden. Elke keer als hij ergens langs probeerde te klimmen kwam hij weer klem te zitten, lange lappen stof hingen van boven naar beneden, hij moest zijn ogen wel opendoen. Angstig keek hij door de spleetjes van zijn ogen en zag de chaos die zich in de loop van de jaren opgestapeld had, overal hingen sluiers voor en daartussen stonden dozen en oude meubels, stofdieren en archiefkasten die uitpuilden. Hij had de sluiers een voor een opzijgeschoven en was over kisten geklommen, om bij de trap die naar Mary’s kamertje leidde te komen. Daarbij viel zijn oog op een oud boek dat hij als kleine jongen had gelezen.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.