19 sep 17. De stilte
De stilte die volgde was nauwelijks te verdragen. Ze wachtte en wachtte, en haar huid begon gevoelig te worden. Het bleef echter stil aan de andere kant. Ze begreep er niets van, waarom maakte degene die tegen haar sprak de deur niet open? Wat was het probleem? Wat had ze gedaan? Als verdoofd ging ze aan tafel zitten en pakte met haar koude handen het hardste potlood en kraste een dikke zwarte streep door de tekening. Dikke tranen drupten op het papier dat scheurde onder de druk van het potlood. Verbeten verfrommelde ze de mooie tekening in haar kleine handen.
Ze probeerde een oplossing te vinden door na te denken, de enige hoop op hulp zou toch van buiten moeten komen? In aar kamer was niets, geen andere opening naar buiten. De ramen zaten potdicht, de deur ook. De muren waren zacht maar ondoordringbaar. En nu hoorde ze iemand maar die wilde niet helpen… Het bloed stolde en het vlammetje dat ervoor nog zachtjes flakkerde doofde. Het werd zo koud in haar dat al haar vertrouwen omsloeg in angst. En de angst had geen hoop, de angst zocht naar alles wat gevaarlijk was. De angst was niet vrolijk en opgewekt maar serieus en oplettend en ging uit van het ergste, en de angst ging er dus vanuit dat er niemand was die haar wilde helpen. En die gedachte was zo angstaanjagend dat ze begon te trillen op haar benen.
Wanhopig schreeuwde ze naar de stem: “Waarom?!…Waarom laat je me hier achter? En het enige antwoord dat de angst kon bedenken was dat er iets mis was met haar zoals ze was…ze was ongewenst, niet interessant…niet goed genoeg.
Ze krulde zich op in de veren en huilde zichzelf in slaap en droomde die nacht dat ze in een wankel bootje stond op een brede rivier. Enorme vrachtschepen voeren voorbij en zwarte koude golven klutsten tegen de rand. Ze voelde dat ergens onder de oppervlakte iets zwom dat haar wilde vermoorden. Gespannen staarde ze naar de golven en probeerde haar evenwicht te bewaren door op de roeispaan te leunen toen een lijkbleke hand t uit het water omhoogschoot en haar naar de keel greep en de diepte in sleurde. Badend in het zweet werd ze wakker, even haalde ze opgelucht adem toen ze zich realiseerde dat ze in een andere nachtmerrie terecht was gekomen. Ze was weer terug in haar kamer, opgesloten en alleen, gevangen, voor altijd. Haar ogen glommen toen ze omhoog staarde naar het plafond waar de balletjes om elkaar heen draaiden. Wat kon ze doen? Ze zag geen uitweg meer.
‘Als je raderen in beweging wilt brengen, begin bij jezelf.’
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.