23 sep 13. Plop
Ik kon niets doen. Ik had geen substantie, ik was slechts fantasie. Het was tijd om hulp te vragen aan de hogere regionen ik vouwde mijn handen en hoorde een ‘Plop’. Ik schrok en opende mijn ogen en zag het wezen recht op me afdrijven. Het ging zo snel dat ik helemaal niets kon doen, ik kromp ineen tot ik een vreemde zachte warme olie door me heen voelde stromen. Het was alsof ik smolt, alles werd warm en voelde sensueel, het was de tederste aanraking die ik ooit gevoeld had. De puurste vorm van liefde die ik ooit ervaren had. En toen zag ik de gapende wond wijd open staan en erachter was een kamertje waar een klein meisje aan een tafeltje onder een lamp zat te tekenen.
Om me heen klonken nu stemmen die ik nog nooit gehoord had. Ze neurieden en spraken zachtjes kalm en liefdevol. Ik hoorde ze spreken over toegewijd zijn, over blij verlangen, gedijen, warmte en zachtheid, over toebehoren, samen zijn, behoedzaam zijn en beschermen. De ramen vlogen open en het zonlicht straalde naar binnen. Ik klom behendig langs de stam van de oude boom naar de tak die naar haar oor reikte en drukte mijn wang tegen de hare en fluisterde: “Er was eens…” en toen ik vooroverboog en door het raam weer naar buiten keek zag ik dat ze mijn woorden had opgeschreven.
Quack, quack, de interface van de telefoon lichtte weer op. Oh, nee he, niet nu! Dat kon toch niet waar zijn… Ze stond op en liep naar de telefoon. Dat was de druppel, buiten zinnen van teleurstelling rende ik naar de afgrond en sprong de diepte in. Ik viel, en viel, en viel, langer en dieper dan ooit tevoren. Ik bleef maar vallen door het donker en ik vroeg me af wat ik gedaan had, was alles voor niets geweest? Toen dacht ik aan het enige dat me kon helpen tegen de angst; vertrouwen, ik moest vertrouwen…niet bang zijn.
Een zachte plof en ik lag tussen een berg gekleurde bladeren. Om me heen rook het naar pasgevallen regen. Ik keek omhoog en zag de hoge stammen van de moederboom boven me uittorenen en keek om me heen. Geen twijfel mogelijk, ik was in het bos. Ik was in een keer recht naar beneden gevallen. Ze had de telefoon niet opgenomen, ze had het bos getekend met mij erin. Mijn ogen werden vochtig en mijn borst werd warm zo dankbaar was ik. En ik likte mijn grijze vacht tot hij glansde en begon te lopen, sneller en sneller. Ik wist waar ik heen moest, ik kende het bos tenslotte als geen ander.
Leviathan
Er was een tijd dat we samen speelden, en alles deelden.
Een tijd waarin jij en ik een wij waren,
tot de verandering ons uiteendreef.
Ik dacht dat jij de verandering had uitgenodigd
en als een vlijmscherp mes sneed het wantrouwen door mijn ingewanden heen.
Troosteloos waren de dagen
waarin ik zocht naar iets of iemand zoals als jij.
Walsend door lange lege gangen van onbegrip
Een hoge toren in een zwarte zee
Wachtend tot het wachten pijnlijker werd
dan alles wat de angst kon bedenken
Dook ik de diepte in
De vermoeide angst rustend in mijn armen
Vol vertrouwen in mijn eigen hart
Landde ik in jouw warme armen,
Jij, die mij nooit verlaten had.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.