25 sep 11. De kikker
“Quack, Quack” Een monotoon geluid dat leek op het geluid van een kikker schalde door de ruimte. De telefoon lichtte op…hij had geantwoord. Alle deuren gingen open en alle vlaktes werden door regenboogkleurige bruggen met elkaar verbonden, het was gelukt. Ik staarde echter mistroostig naar buiten, de kans dat ze mij zou gaan zoeken was voorlopig weer vervlogen. Ze was weer even een beetje gelukkig dankzij de reactie van een ander.
De klepel in de klok aan de muur slingerde heen en weer klik, klak, klik, klak. Ik hoorde een stem suggereren dat hij vast uit beleefdheid geantwoord had. Uit alle hoeken klonken nu instemmende geluiden. Iemand zei: Ik kan me ook niet voorstellen dat het meer dan dat betekent. Ze is wel aardig maar hij kent haar nauwelijks. Waarom zou hij haar leuk vinden. Echt mooi is ze nou ook weer niet. Nee ik zou dan toch liever echt knappe vrouw willen, of iemand die leuke vrienden heeft. Of iemand die wat jonger is, of wat ouder, wat fitter. Gewoon een lekker wijf. Ja, eentje die lekker koken kan, of masseren of heel goed is in bed. Zelfvertrouwen heeft en niet zo moeilijk doet. Iemand van goede afkomst, of iemand die echt slim is, een goed betaalde baan heeft. Een eigen huis, iemand met humor met leuke hobbies, zelfbewust, met veel vrienden. Als hij haar leuk vindt dan moet er toch iets mis zijn met hem. Wat wil hij van haar? Uiteindelijk zijn ze toch allemaal hetzelfde. Schop ze voor de schenen zei mijn moeder altijd. Ik werd misselijk en klom struikelend over mijn eigen voeten de trap op naar mijn kamertje en begon te huilen.
Ze had zo goed geluisterd naar de mensen om haar heen, waarom ze elkaar afwezen en veroordeelden. De kritiek die ze hadden op anderen. Hoe ze elkaar de schuld gaven, elkaar beschaamden. Manipuleerden, hun macht uitspeelden, het sarcasme, het cynisme. En de angst gebruikte alles wat ze geleerd had om haar te waarschuwen voor alle gevaren.
Dat ze van de appels gegeten had was nu al meer dan dertig jaar geleden. Bovendien was niets mis met het eten van een appel, de boom van goed en slecht was een sprookje. De zoete smaak van de appel was een metafoor voor de zoete smaak van onechte trots die je kon voelen als je je boven een ander mens plaatste en deze werd altijd vergezeld door schaamte voor je ware zelf. En zij was zich gaan schamen voor haar oprechte gevoelens. Haar jalousie, haar gevoel buitengesloten te zijn. Haar verlangen erbij te horen en mee te mogen doen. Haar verlangen naar avontuur, haar verlangen naar het eten van appels, haar verlangen naar intimiteit en verbinding, gehoord en begrepen te worden door haar ouders. Haar eenzaamheid, haar schaamte en haar schuldgevoelens had ze verborgen had achter een masker met een stralende glimlach.
Zonder levenslust was echter alles vlak, was er geen vonk, geen aandrijfkracht er waren alleen nog maar verplichtingen en taken. De lust was de passie, de aandrijfkracht die het wiel in beweging kon brengen. Zonder wil kon je niet leven, slechts overleven. Ik zuchtte, nog even en de ramen zouden zich weer sluiten en ik zou in het donker moeten wachten tot de ramen weer opengingen. De lucht was dik en het ademen werd al moeilijker.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.