05 sep Gaia
Lang, lang geleden, in een land op een planeet ver weg van hier, lag een kleine ronde bol in zijn houten bed vol zachte witte veren heerlijk te slapen. Als hij een neus had gehad had je hem uit de veren zien steken maar omdat hij zo rond was stak niets uit boven de veren. Het was vroeg in de ochtend en een warm zonnetje scheen op zijn bed. “Oho wat lekker warm…” Gaapte het balletje en rekte en strekte zich uit; zo goed en zo kwaad als een bolletje dat kan doen. Een nieuwe dag was begonnen. Opgetogen wiebelde hij heen en weer, tot hij vaart genoeg had en pardoes het bed uit tuimelde… woeps daar ging hij. “Poink, oink, oink” butste hij zijn nest uit en in één keer lag hij in het natte groene gras. Brr, koud en nat! Snel butste hij verder, hoger en hoger, zo hoog dat hij zijn nest ver onder zich zag verdwijnen en ineens had zijn planeet geen aantrekkingskracht meer en zweefde het balletje zomaar de ruimte in.
Hij keek zijn ogen uit, sterrenstelsels Het bleef maar doorgaan er leek geen einde aan te komen. Hij stopte met draaien en bleef tot zijn verbazing stil hangen in de ruimte en keek eens rustig om zich heen. Overal zag hij sterren maar ze leken allemaal op elkaar…welke moest hij opgaan? Hij hing daar lang, hopende iets bijzonders te zien…en zowaar op een dag was het zover. Hij wist het in het begin nog niet helemaal zeker maar hij had het vermoeden dat er één sterretje was dat het allermooiste brandde, lichter en zonniger dan alle anderen. Vanaf dat moment zocht hij zodra hij wakker werd in de donkere hemel naar dat sterretje, en daar stond het dan, iedere dag opnieuw kwam ze te voorschijn en fonkelde als geen ander. Op een dag zag hij haar niet en toen voelde zich zo verdrietig dat zijn hart een klein sprongetje maakte toen ze eindelijk weer fonkelde. Vastberaden begon hij haar kant op te draaien. En jazeker, mocht je het je afvragen ook bolletjes hebben een hart, misschien iets anders dan dat van ons maar een hart hebben ze zeker. Vastberaden begon hij heen en weer te wiebelen, tot hij genoeg vaart had. Het kostte hem dagen, wat zeg ik…maanden en uiteindelijk zelfs jaren maar hij draaide langzaam haar kant op.
Op een mooie dag kwam hij eindelijk zo dicht in de buurt van de ster dat hij iets warms begon te voelen op zijn huid. Hij glimlachte opgetogen en boog een beetje verlegen en hoffelijk naar het sterretje (23.5 graden om precies te zijn) de ster keek verrast op en vroeg zich af wie dat moedige grijze bolletje was die zich zo dichtbij waagde… Haar wangen gloeiden verlegen onder zijn aandacht en de aarde glimlachte vol bewondering en draaide minstens zo verlegen om haar heen. Steeds een beetje dichterbij en dan weer een beetje verder weg, zo maakte hij een rondje om haar heen. Dat rondje duurde precies een jaar, het ‘sterretje’ was onze zon en was wel 108 maal groter dan hij dus hij moest behoorlijk zijn best doen. Het sterretje straalde naar alle kanten door al die aandacht en zei ze zachtjes: “Leuk, dat jij er bent.” En de aarde grinnikte verlegen en grijnsde dolgelukkig terug en stotterde: “Ik v, v, vind het o, o, ook leuk dat j, j, jij er bent”.
Je moet weten dat de aarde voordat hij de zon tegenkwam wel vrolijk maar helemaal kaal, koud en grijs was. Pas toen het zonnetje hem van alle kanten bescheen kreeg hij een beetje kleur en begon er aan alle kanten van zijn lichaam iets te groeien. Bomen, struiken, bloemen en zelfs beestjes. Dat vond hij natuurlijk reuze gezellig. Een van al die beestjes was bijzonder ijverig. Je had het zelfde type in verschillende kleuren, van wit tot chocolade bruin en ertussenin nog allerlei variaties, roze en caramel. Het had alleen op het hoofd een vachtje en had net als veel andere zogenaamde zoogdieren vier poten maar liep de hele dag op zijn achterpoten. Het beestje bouwde huisjes, reed rond in een blikje met vier wielen en deed van alles. De aarde was soms boos op het beestje omdat het veel andere dingen kapot maakte, maar als hij dan zag dat het kleine wezentje het goed bedoelde en heel lief zijn tuintje met de plantjes verzorgde en net als de aarde heel erg genoot van de vogels en andere dieren in het bos dan moest de aarde toch weer glimlachen. De aarde was niet haatdragend, om de doodeenvoudige reden dat hij zich daar erg ongelukkig bij voelde had hij besloten domweg nooit meer lang iets naars te denken. De aarde vertelde dag in dag uit zijn grote zonnige vriendin wat er allemaal gebeurde op zijn lijf. En zij genoot van zijn verhalen, het waren tenslotte een beetje hun kinderen en zij kon niet zo heel dichtbij komen dan zou het voor de aarde te warm worden. Tot haar spijt lukte het niet altijd om het iedereen naar de zin te maken ook al deed ze nog zo haar best. Ze kon alleen haar licht laten schijnen op één kant van de aarde. Soms straalde ze teveel en dan weer te weinig, er werd veel geklaagd en hoewel het haar verdrietig maakte leerde ze geleidelijk aan te accepteren dat ze niet altijd iedereen gelukkig kon maken.
Op een dag verscheen een nog veel kleiner bolletje aan de horizon. Het is het bolletje dat je s’avonds aan de hemel ziet…soms zie je maar een randje ervan. Dat bolletje was de maan en ze heette Luna. Ze was het kleine zusje van de aarde (die natuurlijk Tellus heette). Nadat hij het nest uit was gestuiterd wilde zij natuurlijk ook de grote wijde wereld in. Luna moest echter wachten tot zij oud en groot genoeg was maar ze kon niet wachten. Ongeduldig was ze uit het nest gestuiterd, piepklein was ze het heelal ingestuiterd. Ze had nog geen beschermlaagje opgebouwd tegen de buitenwereld en alles wat door de ruimte zweefde raakte haar zo dat ze soms duizelde en haar kleine lijfje tolde. Toen ze haar grote broer eindelijk in de verte zag riep ze zo hard als ze kon: “Tellus”. De aarde keek verbaasd op, die stem die kende hij toch…even voelde hij een blij en warm vonkje van herinnering in zijn buik en daar zag hij in de verte een kleine fragiel grijs bolletje met een vastberaden gezicht, dat kon niet missen het was zijn zusje. Hij schrok toen hij zag hoeveel kraters er in haar bolletje waren geslagen, ze grinnikte echter em stak haar kin trots naar voren en zei; “Ik voel er niks meer van hoor”. Hij schudde zijn hoofd en trok haar snel naar zich toe: “Ohoo, niet zo hard trekken!” riep ze vrolijk. “Wat ben je toch een dikkerd!” Hij keek voor de grap een beetje verontwaardigd en zei: “Rustig aan he, kleintje, jij mag ook weleens wat meer eten anders wordt je nooit zo groot en sterk als je grote broer” “Pfft, alsof ik zo dik zou willen worden als jij” riep Luna vrolijk en terwijl ze het riep zag ze ineens overal kleurtjes op zijn lichaam bewegen. “Wat is er met jou gebeurd?” vroeg ze verbaasd en begon nieuwsgierig om hem heen te draaien. Haar mond viel open en Tellus liet zijn kleine stoere zusje welwillend alles zien wat er op zijn lichaam leefde.
Het duurde wel een maand voordat ze eindelijk rond was. Ze vroeg verbaasd: “Maar…waarom groeit er op jou van alles?” Hij schoof glimlachend een beetje opzij en toen zag Luna voor het eerst de zon stralen. Ze schrok zich een hoedje! Ze kneep haar ogen dicht tegen het felle licht en fluisterde vol bewondering: “O, wat is ze mooi en groot! Ben je daarom hier heen gekomen?” Haar grote broer knikte trots met een glimlach van oor tot oor en zei zachtjes: “Ja, ze is een hele lieve vriendin van mij geworden”. “Maar…” vroeg Luna “Ben je dan niet bang voor haar…ze is zo groot en zo warm?”. De aarde schudde zijn hoofd en zei: “Nee hoor, ik ben niet bang, af en toe verbrand ik wel een beetje hier en daar, maar dan draai ik gewoon een beetje verder. En weet je als het koud is hoef maar met mijn lichaam te draaien en het wordt lekker warm. Natuurlijk moet ik mijn hoofd wel koel houden. Maar dat is geen probleem…probeer het maar eens. Luna schoof voorzichtig voetje voor voetje tussen de zon en de aarde in. “Hé!” Protesteerde de aarde en begon hij te rillen. “Wil je alsjeblieft niet precies voor mijn neus gaan staan? “Oh, eh sorry ..” grinnikte Luna en schoof een beetje op. Ze had het nu al snikheet gekregen en begon te trekken aan de zee om weer een beetje af te koelen. “Hey!” riep de aarde, “Rustig aan een beetje! Je trekt de zee helemaal naar jou toe!” “Ah, joh” grinnikte Luna, ze vond het wel leuk om haar grote broer een beetje te plagen. De aarde fronste verbaasd zijn wenkbrauwen want zijn zachte natte vel werd inmiddels bijna over zijn oren getrokken. “Zo is het wel genoeg geweest Luna” mopperde de aarde en trok zijn vel terug. Luna liet een beetje teleurgesteld los en vroeg meteen “Wanneer mag ik dan nog een keer?” “Nou misschien over een tijdje weer…” mompelde de aarde bedenkelijk. Hij was heel blij dat zijn zusje er was maar dit was niet zijn favoriete spelletje. Ook nu nog trekt Luna vier keer per dag de zee naar zich toe, misschien heb je dat weleens gezien toen je aan het strand was. Het is het hoogtepunt van Luna’s dag om lekker hard aan het natte vel van haar grote broer te trekken. De zon heeft er ook plezier in en eens per maand als ze tegenover elkaar staan en de aarde precies er tussenin, trekken ze zo hard als ze kunnen en bij ons zie je hoe het zeewater omhoog gaat (de grote mensen noemen dat springvloed). Je zult begrijpen dat deze drie zonder dat ze het weten en zonder slechte bedoelingen veel veranderingen veroorzaken overal op de wereld en zo ook in een klein landje aan de kust van de noordzee dat Nederland heet.
Als je vanuit hier voor het eerst de zon ziet verdwijnen aan de horizon weet je natuurlijk niet hoe dat komt en of ze ooit nog terugkomt, maar geloof me, daar mag je wel op vertrouwen. De allerslimsten onder ons bewoners van de aarde, kwamen er al snel genoeg achter dat de warmte van de zon overal doorheen te voelen was. Als je stil ging zitten met je blote voeten plat op de grond en lang genoeg luisterde dan hoorde je haar warme stem door alles en iedereen heen stromen en zachtjes zeggen: “Ik ben bij je.”
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.