7. Winter
1047
post-template-default,single,single-post,postid-1047,single-format-standard,bridge-core-3.3.1,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-title-hidden,qode_grid_1300,footer_responsive_adv,qode-content-sidebar-responsive,qode-theme-ver-30.8.1,qode-theme-bridge,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-7.9,vc_responsive

7. Winter

Toen de appels uit de bomen vielen en de winter naderde dacht ik misschien komt alles nog goed en kan ik het eindelijk laten. Maar in het voorjaar toen de appelbomen weer opbloeiden voelde ik weer de passie in me opleven. Die nacht klom ik langs de dikke stam naar de middenaarde. Niet zoals de grote kinderen voor mij maar alleen in het donker. Ik vervloekte het verlangen dat vanuit de diepte in me opwelde. Nooit, nooit meer wilde ik het voelen. En zo en verbrak ik de verbinding met alle lusten die in mij leefden, ik verbrak zonder het te weten de verbinding met de bron van mijn leven.

Het duurde enkele jaren voordat ik weer terugkeerde naar de hemel. Toen ik aankwam was er niemand. Ik wachtte en wachtte en toen er na uren nog niemand thuis was ging ik buiten zoeken. Ik wandelde zonder na te denken naar de oude appelboomgaard en zag tussen de appelbomen mijn vader staan. Hij strekte zijn hand uit naar een appel en ik riep bezorgd: “Papa, niet doen!” Hij draaide zich traag om en in zijn altijd zo warme ogen zag ik een oneindige leegte. Hij mompelde mechanisch: “Ik heb mijn hele leven goed voor jullie gezorgd en ik heb nooit iets verkeerd gedaan. Ik heb niet gerookt, niet gedronken, heb niet met andere vrouwen geslapen en nu wil ik een appel eten, dus laat me. Dat wat er van hem over was nam een hap en staarde in het niets. Ik voelde de tranen in mijn ogen prikken. Het was mijn schuld ik had hem en de anderen verlaten zoals de oudere kinderen mij ooit hadden verlaten en hij was zo verdrietig geweest dat hij appels was gaan eten.

Een ijzige wind woei door de boomgaard en de grond onder mijn voeten brokkelde af. Dit was mijn straf. De man die mij had verzorgt en me altijd onvoorwaardelijk had liefgehad, had zich verlaten gevoeld en had troost gezocht bij de appels. De man die altijd fluitend door het paradijs fietste, die zijn warme hand op mijn rug legde en me duwde op de fiets als we widn tegen hadden. Die liedjes met me zong tijdens het afwassen, op wiens voeten ik mocht dansen. Die me ophaalde van gymnastiek toen ik ruzie had met een ander meisje. Die geruststellend naar me knipoogde als ik bang en onzeker was en iets stouts had gedaan, gaf hij zichzelf de schuld dat ik appels had gegeten? We liepen terug naar huis en onderweg haalde mijn vader het masker van een clown uit zijn zak en trok het over zijn hoofd en ik volgde zijn voorbeeld.

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.