30 sep 06. Het paradijs
Het ene moment lag ik nog rustig te deinen in mijn heerlijke bubbel en het volgende moment brak het vlies om om heen open en gleed ik naar beneden een warme donkerrode tunnel in. Ergens in de nauwe gang bleef ik stil liggen, ik kon niet meer vooruit noch achteruit. Ik zat helemaal klem, machteloos en bang niet wetende wat ik moest doen probeerde ik me uit alle macht te verzetten en weer omhoog te klimmen, terug naar waar ik vandaan kwam maar ik werd steeds dieper naar beneden gedrukt. De druk kwam in golven en ik bleef me verzetten tot ik helemaal op was ik wilde niet meer toen ik voor de zoveelste keer in elkaar gedrukt werd en toen ineens was ik los.
Iemand hield mijn voeten vast en ik hing ondersteboven in een andere wereld. Ik werd op mijn billen geslagen en krijste het uit. Een glimmende schaar knipte de verbinding met alles wat ik kende door en ik werd in het groene gras gelegd en toen ik mijn ogen opende zag ik een blauwe hemel vol stralend witte bloesem. Was het voorbij of zou er nog een golf komen? Ik durfde niet te bewegen. Waar was ik?
Ik probeerde overeind te komen maar het lichaam dat me omgaf voelde loodzwaar en oncontroleerbaar. Ik voelde me verloren, weerloos, machteloos. Toen ik uitademde kwamen er vreemde trieste klanken uit mijn eigen mond, en zout water welde op in mijn ogen en druppelden in parels over mijn wangen. Ik werd opgetild en tegen een zachte warme borst aangedrukt en verstomde. Dit was de warmte die ik kende, ik voelde me op slag weer veilig en genoot. Mijn lippen proefden iets dat nat en zoet was en ik begon hartstochtelijk te zuigen. Niet lang daarna viel ik tevreden in slaap.
Maandenlang deed ik niets anders dan slapen en drinken. Op een dag had ik er genoeg van en begon ik me los te maken uit de armen die me zo lang gekoesterd hadden. Nieuwsgierig en vol levenslust kroop ik door het gras naar de andere wezens toe die aan het spelen waren. Enigszins wankel kwam ik overeind en maakte mijn eerste stapjes naar de anderen toe, en al snel rende ik met de anderen mee.
Ik hoorde lieve klanken en grappige klanken, harde en zachte, hoge en lage, heldere en duistere…en merkte dat er op de klanken bepaalde handelingen volgden. De mensen om me heen waren druk en altijd onderweg. Als ik vroeg werd me vaak verteld dat ik nog te klein was om alles te begrijpen. Ik had nog geen levenservaring dus ik moest maar vertrouwen hebben en braaf doen wat er gezegd werd. Dat ik nog niet veel levenservaring had daar kon ik niets tegen in brengen maar ik voelde dat het niet goed was om zomaar te doen wat een ander zei. Ik wilde dingen pas doen als ik begreep waarom, niet alleen maar aannemen, maar snappen. Dat klikje voelen dat door mijn hele lichaam resoneerde tot in mijn tenen, zodat ik echt voelde ja dit wil ik ook. Dat voelde niet zo als ik zomaar deed wat anderen me opdroegen.
Een van de dingen die ik bijvoorbeeld niet mocht was vruchten eten van de boom van het goede en kwade. Dat was een ‘wet’, die al eeuwen in het Paradijs gold. Als ik wilde weten waarom dan werd er gezegd; Dat het nou eenmaal zo was, je mocht niet eten van de vruchten van de boom van het goede en het kwade anders kreeg je straf. Wat voor straf vroeg ik? En welke boom was het? Het was de appelboom, vertelde men, en die stond in de boomgaard. Het had iets met ‘zonde’ te maken vertelde iemand anders, en Adam en Eva die uit het paradijs werden verjaagd. Ik vroeg waarom de appelboom? Waarom niet de kersenboom? Niemand gaf een antwoord, het was voor hun niet belangrijk. En omdat de volwassenen geen zin hadden om erover na te denken hadden ze voor het gemak maar het eten van alle zoete vruchten verboden.
Op een dag was ik alleen aan het wandelen en belandde per toeval in de boomgaard. Er was niemand, alleen de dieren. Een rode eekhoorn met een glanzende vacht en een dikke staart verdween snel echter een boom toen hij mij zag, en tussen de takken zag ik alle vogels. In het gras vlakbij de stam van de oude appelboom zag ik een gifgroene slang traag naar de stam toe kronkelen. Ze leek me niet op te merken. Gefascineerd staarde ik naar het mooie dier dat om de boom heen slingerde naar boven tot ze met haar lichaam en bij de bovenste tak aangekwam en haar bek opende en haar kaken in een rode appel zette. Het sap droop langs over de groene huid van haar kin naar beneden en de ogen sloten zich.
Ik voelde een heerlijke golf door mijn lichaam stromen en glimlachte verrukt. Er ging een vloeistof door mijn lichaam die zacht en warm voelde en een substantie had als kwikzilver. Vloeibaar maar toch een geheel, en het baande zich een weg naar boven. Vanuit de onderkant van mijn voetzolen omhoog langs mijn enkels en via de binnenkant van mijn benen naar de zacht over mijn borsten en kwam weer naar boven over de venusheuvel kronkelde naar mijn navel, gleed zacht om mijn taille heen, zacht over mijn borsten om mijn hals achter mijn oren langs over mijn voorhoofden voor mijn ogen kwamen de uiteinden van het kwikzilver weer samen. Ik rilde van opwinding en balde mijn handen tot vuisten want alles in me wilde nu een appel proeven.
Ik wilde weten hoe het smaakte, ik wilde weten hoe het voelde maar het was verboden… Ik wilde het echter zó graag dat ik me abrupt omdraaide en zo hard als ik kon naar huis rende, door de weilanden, over de heuvels, door het bos, langs het meer terug naar huis. Ik knalde de deur achter me dicht en leunde hijgend ertegenaan. Wat bezielde me, ik voelde nog de opwinding als kwikzilver door mijn lichaam heen bewegen. Wekenlang hoorde ik een zachte stem fluisteren; Appels…appels, en ik kon me nauwelijks concentreren op de dingen die ik anders zo graag deed. Alles leek saai en betekenisloos alleen appels eten was wat ik wilde. Ik dwong mezelf er niet meer aan te denken en heel langzaam ebde het intense verlangen weer een beetje weg en kon ik weer een beetje genieten van de gewone dingen.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.