20. Het afscheid
159
post-template-default,single,single-post,postid-159,single-format-standard,bridge-core-3.3.1,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-title-hidden,qode_grid_1300,footer_responsive_adv,qode-content-sidebar-responsive,qode-theme-ver-30.8.1,qode-theme-bridge,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-7.9,vc_responsive

20. Het afscheid

In een moerassig heidelandschap, liep een man duidelijk uit zijn doen, strompelend over zijn eigen voeten. Zijn lange armen bungelden stijf als houten planken langs zijn lichaam. In het diepzwart meer achter hem schuimden de koppen en langs de oever trotseerden de knoestige oude wilgen een ijzige wind. Het duizelde hem en hij probeerde rustig te ademen. Hij kokhalsde toen hij zijn eigen lichaamsgeur rook. En voelde een steek in zijn slaap, hij trok een grimas en streek met zijn hand door zijn haar. Zijn voorhoofd was klam en heet. Waar…waar was het pad? Hij moest, hij moest…hij kon hier niet zomaar rondlopen, iedereen zat op hem te wachten. Als hij zijn ademhaling maar weer kon reguleren dan zou het denken vast weer beter gaan. Hij zocht nerveus naar een rustige plek, hij moest iets vinden uit de wind, waar hij tot rust kon komen.

Hij rook zijn eigen lichaamsgeur en walgde van zichzelf. Het was angstzweet, het parelde van zijn voorhoofd en brandde in zijn ogen. Hij veegde met de rug van zijn hand zijn voorhoofd af. Hij had het heet, had hij koorts? Waar was het pad toch? Hij moest naar zijn werk, het was al veel te laat. Wat was er gebeurd? Hij probeerde zich iets te herinneren waar het lukte niet. Hij had toch wel alles gedaan zoals het hoorde?

Wantrouwig keek hij over zijn schouder en tuurde naar de bomen. Hij had het gevoel dat er ergens in het bos iemand erop wachtte hem te grazen te nemen…Het was hier niet veilig hier, het was nergens veilig, niemand was te vertrouwen. Hij voelde een pijnlijke steek in zijn buik. Welke kant moest hij op? Was er iets geweest dat niet in de code thuishoorde…Wat was er op zijn netvlies verschenen, de getallen, 01 01 00 01, 00 01 00 01… Een felle piep in zijn oren en greep naar zijn hoofd, een steek in zijn slaap. Argh, hij schudde zijn hoofd verwoed heen en weer. Er zat vocht in zijn oren en zijn hoofd bonkte. Hij maakte toch geen fouten, hij niet…Nee hij niet. Hij was zo in gedachten verzonken dat hij met zijn voet in de broekspijp bleef hangen. Met een harde klap viel hij voorover in de klei, die zachtjes met hem mee deinde, als om hem op te vangen. En hij liet zijn hoofd zakken, het kon hem niets meer schelen. Hij kon niet meer, echt niet meer en toen kwamen de tranen, en hij liet ze lopen, . Ze liepen over zijn wangen zijn mond in en proefden aangenaam zout… de zee…en toen eindelijk kwamen de herinneringen.

Het was middernacht geweest toen hij was opschrokken van een zachte ‘Plong’. Het beeldscherm lichtte op en in de hoek van zijn ogen knipperende een envelopje; hij knipperde met zijn ogen en de tekst van het bericht verscheen voor zijn ogen.

Dossiernr.15

Betreft: Afscheid.

 

Geachte

Dringend verzoek van de organisatie zich om stipt 07.00 A.M. op het hoofdkantoor te melden.

 

Bij voorbaat dank, de directie

Hij kon de slaap niet meer vatten en had tot in de ochtend naar de klok gestaard. 06.50 stond hij voor de massieve glazen deur van het statige grijze kantoor en tuurde met zijn rechter oog in de iris scan. De glazen wand schoof geruisloos open. “Welkom.” klonk een onzijdige stem en in de vloer lichtten pijlen op die de bewegwijzering aangaven “U wordt verzocht de pijlen te volgen.” klonk het nu. Zijn voeten volgden gehoorzaam de pijlen. Het vlak waarop hij stond ging langzaam naar boven en terwijl hij liep schoof de vloer aan op een ander stuk vloer, volgens een onzichtbaar grid.

In de verte zag hij door het glas al de CEO’s aan een lange glazen tafel zitten. Een onbestemd gevoel maakte zich van hem meester. Twee lange witte handschoenen en een fuchsia roze mond bewogen aan het hoofd van de lange tafel. De stoel schoof als vanzelf naar achteren en de elegante handen lieten hem binnen, en de mond sprak de woorden: “Welkom Dossiernr. XVI. Geachte heer…even wierpen de zwarte ogen een snelle blik op het dossier en toen vervolgde de mond; “Dossier nummer XVI, wij willen U bij deze hartelijk bedanken voor vijfenveertig jaar trouwe dienst.” Aan tafel sloegen twee perfect gemanicuurde handen eendossier open, een wijsvinger streek over het rechter bovenhoekje van de pagina en bladerde het vluchtig door. Een dunne hals boog goedkeurend voorover en er vertrok geen spier toen het wezen zei: “Keurig, een bewonderenswaardige staat van dienst, respect nr. XVI.’

Een perfecte rij witte tanden bewoog op en neer in het rimpelloze hoofd met een keurige zijscheiding in de glanzende haren. Eeltloze dunne handen met schone nagels schoven het rapport in een rechte lijn door naar degene die naast hem zat. Deze sloeg het open en na een paar pagina’s doorgebladerd te hebben gaf deze ­dame een klein knikje. De handeling herhaalde zich tot ook de laatste persoon aan tafel het rapport voor zich had. De handen in de lange witte handschoenen overhandigden hem nu een klein fluwelen doosje. Hij staarde ernaar en dacht aan zijn meisje, al die jaren had ze opgesloten gezeten omdat hij voor deze mensen gewerkt had. “Maak maar open.” Drongen de lippen aan. Hij drukte op een gouden knopje en het dekseltje sprong open, een gouden horloge waarvan de wijzerplaat omringd was door diamanten fonkelde hem toe.

Er volgde een klopje op zijn schouder; hij kromp ineen van afkeer. De witte handschoenen toverden nu een klein zwart doosje tevoorschijn. “Maak maar open hoor.” spraken de roze lippen zelfvoldaan. Hij wendde zijn blik af en ademde diep uit, hij wilde de afkeer voelen die in hem opkwam. Iedereen wachtte en noodgedwongen opende hij het doosje. Een prachtig gouden horloge fonkelde hem toe, een inspiratie op de onderkant.

Hartelijk bedankt voor 35 jaar trouwe dienst.

Stond er een raam open? Hij voelde een koude tochtige wind. Het horloge werd wazig toen de wereld waarin hij zo lang geloofd had instortte. Wat had hij verwacht? Iemand kuchte. Hij keek op, knikte hoffelijk en zei; “Bedankt, prachtig, prachtig horloge.” Toen richtte hij zijn ogen op zijn gepoetste schoenen, ze glansden zoals zijn moeder hem dat geleerd had, keurig. En dacht aan zijn meisje…hoe zou het met haar zijn? Hij had al zo lang niets meer gehoord. Al die jaren dat hij geen tijd voor haar had gehad omdat hij moest werken. Hij klapte het doosje dicht. De digitale klok boven de ingang lichtte op.

Met een stem waar het medelijden vanaf droop zeiden de rode lippen troostend alsof ze met een klein ziek diertje sprak: “De ontwikkelingen gaan ook zo snel he? Dat is op een gegeven moment allemaal niet meer bij te houden he.”

Hij gaf geen antwoord. Jaren geleden zou hij woedend zijn geworden, nu voelde hij zich alleen maar heel moe. Hij zag hoe wanhopig ze probeerde het stof van de witte handschoenen tussen haar lange slanke vingers aan te drukken. Het verlangen naar status en waardering, hij kende het zo goed, hij kon de angst voor het oordeel van de anderen bijna ruiken. Hij herkende de drang zichzelf te bewijzen, de machtswellust, het competitieve, het oppositionele, hij kende het allemaal maar al te goed. Hij hoorde het geklik van stalen hakken wegebben en zag hoe de handschoenen het volgende rapport oppakken.

De vloer onder zijn voeten bewoog langzaam naar beneden en hij zag aan de overkant een ander naar beneden zakken. Als in trance volgde hij de pijlen naar de uitgang. Er opende zich een nis in de muur en daar stond een plastic doos met als zijn spullen, alles in plastic verpakt en luchtdicht afgesloten. Grondig. Hij bukte en tilde de doos op. De deur naar buiten schoof open en zijn mond was droog. Dat was het dan, hij herinnerde het zich weer.

Geen reactie's

Geef een reactie